United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men liet ons in een spreekvertrek en weldra verscheen vader Acquin. Reeds op den drempel opende hij zijn armen voor me. O, wat een goede jongen ben je toch, Rémi, je bent een beste jongen! riep hij uit. Ik vertelde hem dadelijk alles wat ik wist van Lize en Alexis en toen ik hem wilde uitleggen, waarom ik niet bij Martha was geweest, viel hij mij in de rede met de vraag: En je ouders?

Op hetzelfde oogenblik wierp zich een wit lichaam op mij: het was Capi, die met een sprong op den arm van den ingenieur zat en mijn gelaat lekte. Ook voelde ik, dat men mijn rechterhand vatte en die kuste Rémi fluisterde een stem, het was Mattia. Ik wierp een blik om mij heen en ik ontdekte toen een talrijke menigte, die zich in twee rijen geschaard had, zonder den doortocht te belemmeren.

Ja, ja, antwoorde zij met een vriendelijken glimlach, dat is meel, Rémi, en mooi tarwemeel ook; ruik maar eens hoe lekker het riekt. Als ik gedurfd had, zou ik gevraagd hebben, waartoe dat meel moest dienen, maar juist omdat ik het zoo graag weten wilde, durfde ik er niet over praten.

Heeft nog iemand van u brood? vroeg hij. Men gaf geen antwoord. Dat is jammer, vervolgde hij. Hebt ge dan honger? vroeg er een. Ik spreek niet voor mezelf, maar voor Rémi en Carrory; het brood zou voor hen zijn. En waarom zouden wij het niet onder elkander verdeelen? vroeg Bergounhoux; dat zou onbillijk zijn, de honger is voor ons allen hetzelfde.

Ik zal hun opvoeding voltooien en wanneer het dan weder voorjaar is, dan kunnen wij samen weder op weg gaan, Rémi, om niet weer van elkander te scheiden, want de fortuin begunstigt steeds hen, die moedig weten te strijden. Ik verg thans slechts moed en onderwerping van u. Later zal alles beter gaan; dit is een moeilijk en voorbijgaand oogenblik. In de lente neemt ons vrij leven weder een aanvang.

Wie is daar? vroeg zij. Ik zag haar aan zonder antwoord te geven en ook zij zag mij aan. Eensklaps begon zij over haar geheele lichaam te beven; sidderend stak zij hare handen uit. Groote God! prevelde zij.... Goede God! is het mogelijk!... Rémi! Ik stond op en vloog in hare armen. Moeder! Mijn jongen! 't Is mijn jongen!

Die vraag noodzaakte mij opnieuw een heel verhaal te geven van mijn lotgevallen. Toen de vrederechter hoorde, dat ik in de mijn van Truyère begraven was geweest, viel hij mij in de rede en op veel zachteren, bijna vriendelijken toon vroeg hij: Wie van u beiden is Rémi? Die ben ik, mijnheer. Hoe bewijst gij dat? Gij hebt geen papieren, zooals de gendarme mij gezegd heeft. Neen, die heb ik niet.

Daar ik mijn lange haren niet kon afknippen, verborg ik ze onder den kraag van mijn jas en ik kroop zooveel mogelijk in elkander, om nog meer te gelijken op den "kleinen Rémi", die vrouw Barberin moeder noemde. Van de plek, waar ik zat, kon ik het hek zien en wij behoefden dus niet bang te wezen, dat vrouw Barberin ons plotseling overvallen zou.

Nu dit het geval is, vervolgde mijn vader, wil ik u een voorstel doen. Maar eerst moet ik weten of Mattia in Engeland wil blijven en of hij bij ons zijn intrek wil nemen. Ik wensch bij Rémi te blijven, antwoordde Mattia, die veel slimmer was dan hij wel deed schijnen en ook dan hij zelf wel wist. Waar Rémi gaat, daar ga ik ook.

Toen ik van vertrekken sprak, begon Arthur te weenen. Rémi mag niet vertrekken! riep hij. Ik gaf hem ten antwoord, dat ik mijn eigen baas niet was, dat ik aan mijn meester behoorde, aan wien mijn ouders mij verhuurd hadden en dat ik weder bij hem in dienst moest gaan, zoodra hij mij noodig had.