United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


En daar stond hij, daar liep hij weer in de stilte van de gracht, in de wijde nachtstilte, opnieuw alleen. 't Was nog altijd datzelfde weer, dat drukkend-dampige weer. Snel stapte hij door, langs de gesloten huizen van de leege, grijze gracht, en door een paar uitgestorven zijstraten, waar zijn stappen vreemd-hard opklonken, naar 't stille huis op 't Rokin, waar zijn kamer was.

En toen ze daarna vlug stapten 't Rokin over en zoo naar de Warmoesstraat, naar de kneip waar Anna bediende, voelde Bernard lichte scheuten kinderlijke blijheid door de doffe avondzwaarte van zijn bewinterjasd lijf varen.

Een jas was nog altijd een jas en een vest een vest, en een fatsoenlijke vrouw een fatsoenlijke vrouw en een meid een meid. Het kwam allemaal nog precies uit. Ook wisten ze nog precies wie en wat beneden hun stand was; ik twijfelde er niet aan. En ook 't Rokin zou wel gedempt komen als ze er aan toe waren. Met lijn twee reed ik over de Nieuwezijds Voorburgwal.

Ze zouden nog samen gaan koffiedrinken en dan moest de student weg, naar Leiden terug; hij moest er dien middag zijn voor een receptie. Maar eerst wandelden ze nog even wat om 't Rokin af en het open Damrak langs kijkend naar 't zonne-schitteren in 't water en in de ramen van de huizen en naar de lichteffecten van de scherp-hoekende huizengevels.

Haastiger liep hij door, klam-bezweet in vage, koortsige benauwing. Hij kwam weer op 't Rokin, waar hij woonde. En hier kwam soms in-eens een donker-flodderige vrouwengestalte met schichtige snelheid recht op hem aanloopen en hoorde hij 't geschuif van rokken vlak bij zich en kleverig wee-laf-lokkend gelispel van duitsche liefkoozingsnaampjes.

En buiten, samen loopend in een ongeregelde groep, en weinig pratend eerst, ieder met zijn eigen gedachten bezig, werden ze langzaam weer van salonmenschen de gewone vrinden, dezelfde van den vorigen Zondag, Sam, André, Edward en Bernard. Ze zouden nog een afzakkertje gaan nemen in een café op 't Rokin, dat altijd laat open was, waar ze meer kwamen 's nachts na éénen.

Intusschen liep 't beminde dichtertje kalmpjes als een net burgerheertje zijn wegje af naar z'n graf en op 't Damrak en op 't Rokin en in heel Amsterdam en overal ging 't verkeer z'n gang, alsof er aan 't dichtertje niets gelegen was.

"Nou, hoepelen jelie dan maar gauw op," zei de schilder met een vloek en lachend liepen de anderen door, de Damstraat in, terwijl Bernard en zijn vrind den kant van 't Rokin opgingen. Zwijgend liepen ze 'n poosje naast elkaar. Toen begon de Leidenaar met een stem en een glimlach waarin teleurstelling en een minachtend wantrouwen: "Doe jij er niet 'an?"

Wanneer de omnibus, het Rokin over, eenmaal uit 't gezicht was met zijn op-en neêrgaanden kondukteur in het kader van de opening naar binnen, viel er een drukkende lust uit Jozefs leden en scheen over de vierkante gladde keyen wech te wolken, onwaarneembaar.

André zei, dat hij op zijn kamer kon blijven slapen, maar Bernard, jaloersch, dreef door, dat hij toch met hem mee zou gaan, en zoo slingerde eindelijk Edward, tusschen Bernard en Sam in, naar huis, naar de stille kamer op 't Rokin. Ze hielpen hem zich uitkleeden en legden hem op de kanapee, die naar den muur gedraaid en tot bed ingericht was.