United States or Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


O! dierbare bloedverwanten wat een wonderlijk schilderij, van dicht bij lijkt 't op een plank, besmeerd met allerlei likken verf, grijs, heel veel vuil groen en geel, roodbruin, licht bruin, groenekaas kleur, in één woord, van alles door elkaâr.

"Hoe!" zeide Feiko, verbaasd blijvende staan, en zich omtrent in den toestand bevindende van iemand, die een stok heeft opgenomen om een hond te verjagen, door wien hij denkt te zullen worden aangevallen, en die integendeel het beest kwispelstaartend naar zich toe ziet komen, om hem de handen te likken.

En Staaf, Staafje die met de overigen weêr binnen is gekomen, Staafje hoort het, Staafje die "er vinger en duim naar zou likken" om drie honderd gulden 's jaars te trekken, de mededinger in den dop! Als Rivers weigerde, er loopen andere Staafs in menigte langs de straat! Maar het komt niet bij hem op hij lachte straks niet bij het rumoer der gebroken vensterschijven, hij verkropt nu.

Nog een ander werk is in gang aan de poorten van de bijenstad. Sommige van de thuisblijvers schijnen als een soort van opzichters dienst te doen. Zij helpen de te zwaar bevrachten de poort te bereiken; of als in de drukte soms een klompje stuifmeel losraakt en valt, dan rapen deze bijen het op en brengen het in den korf. Soms komt er een bij naar beneden zwenken, heelemaal dik onder het stuifmeel, als een vergulde molenaar; dan vallen die opzichters onmiddellijk op haar aan en ontdoen haar door kammen van dien hinderlijken schat. Andere hebben de zorg voor de jonge bijen, die hun eerste vlucht zullen beginnen. Het jonge ding zit kant en klaar en steekt zijn tong uit in haar geheele lengte; om hem heen verzamelen zich dan een half dozijn bijen, die hem van alle kanten gaan likken en bestrijken. Eindelijk is het toilet in orde en hij wordt vrijgelaten; hij flakkert even met zijn vleugels en schiet ver weg in de blauwe lucht en den zonneschijn, en vliegt mee met de andere naar de klaverweide; nog lang n

"Ei, als ge daar eens van geproefd hebt, zult ge er heel den tijd van uw leven alle tien vingers naar likken," meende de hertog. "Geen heerlijker ding, dan te bevelen en nergens verzet of weerspannigheid te vinden. Morgen al zult gij op reis gaan, en van avond nog krijgt gij uwe ambtskleeding en wat meer tot uwe uitrusting behoort."

Als jonge Huiskatten stoeien zij met elkander, spelen met een stuk papier, een kleinen sinaasappel en dergelijke voorwerpen. Hun verzorger leeren zij spoedig kennen, springen hem achterna, likken hem de hand, leggen zich aan zijne voeten neder en klimmen bij hem op. Zij houden veel van liefkoozingen en beginnen oogenblikkelijk te spinnen, wanneer men ze vleit. Nooit toonen zij valschheid.

De hond scheen het eerst op den inval te komen, dat het zoo niet kon blijven. Plotseling hield hij op met likken, liet een luid geblaf hooren en vloog toen als een pijl uit de boog in de richting van het bloemenveld. "Désiré! hier," riep zus in doodsangst, dat hij haar alleen liet met broertje, die maar al sliep. "O Désiré, loop niet weg, ik zal nooit meer boos op je zijn, loop niet weg."

Waarop het antwoord luidt: "Dat moogt gij zoolang likken, tot het blank is". J. V. D. Vliet, in De Gids, 1894, II, bl. 452; Prof. J. J. Speyer, in De Gids 1892, III, bl. 520 vlg. Van het sprookje verschilt de sage, dewijl deze, zooals reeds gezegd, gebonden is aan tijd, gewoonlijk zelfs aan éen moment, als hoofddatum opgevat; het sprookje immers breidt zich uit over jaren en jaren.

Terwijl het voorwerp onder zijn voorpoot rondgerold werd, was er rijkelijk van den inhoud gemorst en Mooween was er overal achteraan gegaan, had opgelikt wat hij op den vloer vond en geen druppel overgelaten om 't geval uit te brengen; maar uit de vliegen, die elk zonnig plekje omzwermden, wist ik dat het iets zoets geweest moest zijn suikerstroop waarschijnlijk en dat Mooween, nadat hij alles opgegeten had, den emmer of de kruik meegenomen had om hem schoon uit te likken, zooals beren zonder uitzondering doen, als ze een houthakkerskamp plunderen.

De monnik-voorzegger verloor bij deze improvisatie de draad van den preek en sprong bij vergissing drie lange alinea's over. Padre Dámaso, die hijgend uitblies van zijn woeste vermaning, vervolgde daarna dus blindelings: "Wie van u, zondaren die mij aanhoort, zou de wonden willen likken van een armen in lompen gehulden bedelaar? Wie? Laat hem antwoorden en de hand opheffen? Niemand!