United States or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Al wilde ik u mijne plaats overlaten, het ware onmogelijk: de graaf zelf heeft de beide kampers bij name aangewezen. Wat zou men denken, indien ik terugtrad, ik, die den handschoen heb geworpen? Mij ontbreekt de mannelijke kracht nog niet, en ik zal toonen dat de oude Wulf Van Lampernisse nog de sterkte, de behendige kamper is van vroeger dagen.

Zij scheen geheel genezen en onze zorgen niet meer te behoeven. Te Veurne, dat schier aan Lampernisse paalt, vernam mijn vader dat eenige kooplieden, vrije mannen en Kerels als hij, voorgenomen hadden in gezelschap naar Witzand te reizen, eene zeehaven in het graafschap van Boonen gelegen.

Zal ik, Dakerlia. deze zending aan vreemde handen overlaten, en rust en vrijheid te Lampernisse gaan zoeken, terwijl mijn verloofde hier stervend misschien ligt uitgestrekt en om hulp en lafenis kermt? Neen, neen, wat gij vraagt is onmogelijk. Het denkbeeld zulker lafheid alleen brengt mijne verontwaardigde ziel in opstand, en ik bid u, ik bezweer u, heeren, spreekt mij er niet meer van!"

Gij zult naar Lampernisse of naar Houthem vertrekken; ik zal mij in het leger te Yperen begeven." "En die ongelukkige ridder Eggard?" vroeg Dakerlia met medelijden. "Kan hij vervoerd worden, wij zullen hem medenemen naar Yperen. Is dit onmogelijk, dan zal ik hier in Brugge eenen poorter zoeken die zich verbinde hem goed te verplegen.

Met de lieden van Brugge vereenigd, en aangevoerd door den Kerel Niklaas Zannekin, van Lampernisse, veroverden zij de stad Sluis en namen Jan van Namen gevangen. Deze oorlog duurde jaren voort, met groote verwoestingen en wreedheden van wederzijde.

Luister slechts.... Toen wij te Lampernisse op de hofstede mijner moei kwamen, was zij zoo ziek dat wij haar onzen innigen dank betuigden omdat zij ons had laten roepen.

Burgers en mindere lieden schikten zich met eerbied op eenige stappen rondom hem en keken stil en verbaasd op de jonge maagd, wier schoonheid elkeen met bewondering trof. Deze ridder, Segher Wulf van Lampernisse, was weduwnaar; zijn eenig kind, hem dierbaar als het licht zijner oogen, heette Dakerlia.

Ach, ik bemin u, gij weet het, uit al de krachten mijner ziel. Moeten vreezen, bijna zeker zijn dat gij hier eenen akeligen dood zult vinden, uwe verlossing, uwe vrijheid in handen hebben, en ze u zien weigeren! Begrijpt gij niet, Dakerlia, dat zulke overwegingen mij wreedelijk martelen? Ach, wees goed, geef mij het liefdebewijs dat ik u smeekend afbid! Volg mijnen oom en ga naar Lampernisse.

"Vrees niet, Dakerlia", ging hij voort, "gij zult in gezelschap van mijnen oom het vrije Kerlingaland bereiken. Gij begeeft u naar Veurne, naar Lampernisse, en blijft daar in veiligheid te midden uwer magen wonen, totdat betere tijdsomstandigheden mij toelaten u te gaan vervoegen ... Ach, u verlost weten, het verheugt mij ontzeglijk! Wees gij ook blijde, Dakerlia!"

Nu stond hij op en sprak met luider stem: "Wij keuren goed en veroorloven dat onze leenhouder, mher Jakob Van Waesten in het strijdperk trede tegen mher Segher Wulf Van Lampernisse, en stellen den kamp vast op heden, te twee uren namiddag, in den Krijt binnen onzen burg van Brugge.