United States or Saint Vincent and the Grenadines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Is dat te verdragen? Ik nam beleeft, en in de zydkamer, afscheid, ootmoedig biddende, om de eer te mogen hebben, van de Dames myn compliment te komen maken. Kent gy Hein Edeling? Hy schynt een vriend der Weduwe te zyn.... Zwyg, zeg ik u; ik wil er niet van horen! Laat hy 't hart hebben! Maar geen nood, al stondt Belzebub zelf naar haar Huwlyk, die duizend-kunstenaar zou my haar niet ontnemen.

Dáárom hadt gy geen zin in 't Huwlyk, met zulk een braaf man, denk ik; dat was de zaak: dan zou dat gedraaf en geloop uit zyn, en daar bedankte gy voor; niet waar? Myn naam zal evenwel geen Abraham Blankaart zyn, zo ik u, zo lang gy onder myne Voogdy zyt, geef aan den een of ander Parlevinker , al was hy zo ryk als de grote Mogol, en al was hy een Burgemeester van zyn hals.

En toen gaf zy de Bruid en Bruigom een kusch, die klonk als een klok. De overige Bedienden werden binnen geschelt; de Heer Blankaart overend ryzende, nam een schoon tafelbord, waar op zes verzegelde kleine Pakjes lagen. "Hier, Kinderen, zei hy tegen de Bedienden, daar is voor u elk een gedagtenis van dit Huwlyk.

Ik ben zo bedagtzaam, zo bedaart, zo bestendig niet, als zy, die uwe liefde verdient, behoort te zyn. Ik vorm my zulke ernstige denkbeelden van het Huwlyk! Ik vrees, dat ik nog niet geschikt ben, om myne bespiegelingen altoos tot betrachtingen te verhogen. Ik wagt den Heer Blankaart binnen weinige dagen; laat ik met hem alles eens overwegen. En gy hebt immers een Vader, myn heer Edeling? Ik.

Zo dat ik maar zeggen wil, dat ik het Huwlyk om die reden niet kan afkeuren. Je moest nu evenwel je niet gaan zitten inbeelden, dat ik met het kind zo goedkoop ben: alheel niet! maar uw Zoon is zulk een braaf man, daar wil ik maar op komen. Neen, daar heeft zy Goddank te veel gelds toe, en is zy van te braven familie, en 't is een mooije Brunet ook, en ze speelt maar capitaal.

Ik verzoek u dan om het Huwlyk; en als ik het zeg, meen ik het waaragtig. 't Zal my tot eer zyn, Juffrouw Burgerhart myne Dochter te mogen noemen. Zal hy ze hebben? Ik. Met al myn hart; en ik hoop, dat zo uw andre Zoon ook maar een braaf deugdzaam meisje kiest, dat gy dan ook even redelyk zult zyn. Hy.

Pieter. Ja, myn Heer, met God en met eeren, en ik heb haar ook miserabel lief, ook Klaartje? Ik. En waarom gaat het Huwlyk niet voort? Klaartje. Dat geloof ik, myn Heer, ik heb maar twee-honderd guldens voor Moeders erf, en Albert-Baas kan niet meê geven; de menschen hebben zeven kinders, en men kan zonder geld niets beginnen. Ik.

Men hadt, kwanswys, geen trek tot het huwlyk; men was nog zo jong: men was nu zo gelukkig: zie zo; dat laat ik, ouwe gek, my maar zo op den mou spelden. En onderwyl speelt Madame haar rol, vliegt uit, en loopt met allerlei ploerten en ligte kwanten de godgantsche Stad door, komt by avond en onty t'huis; ja wel, zie; ik ben zo kwaad als een spin.

Myn waarde Vader, trek er toch dit gevolg niet uit! Gy weet, hoe pligtmatig ik altoos omtrent u gehandelt heb, en den Hemel dank voor den braven Vader, dien hy my gaf. Hy. Ja, ik zie zelf wel, dat ik zo niet ben als uw Oom Redelyk, of als Blankaart, maar dat is zo myn humeur. Nu, zal 't haast lukken? Wanneer gaat het Huwlyk aan? Ik. Zo dra wy een huis hebben, denk ik. Hy.

Ik kom uit vryen om uw Vriends Dochter Letje: maar, kyk zoo niet op, niet voor my. Hy. Ik zal u met genoegen horen. Ik. Hebt gy den Heer Willis gekent? Hy was niet gelukkig in zyne affaire. Hy. Neen, maar ik heb een Vriend gehad; die dit met hem, en even onverdient, was; Letjes Vader. Ik. En nu kwam ik by u, om eens te horen, of gy iets tegen een Huwlyk tusschen deeze Kinderen zoudt hebben?