United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo vult ze den zolder, mijn domein, met loom gedroom, zóó wekt ze begeerten naar voortbestaan in zoel gemak, waarbij men zich de handen wrijft; wat zou mij de groote dood buiten maken kunnen, wat de winter met zijn tirannie van ijs, weefde hij daar niet in een gril van zijn opperste bekoring mijn huis met bloemen vol?... Waar zou ze zijn, waar?...

Wanneer zij droomde, zooals nu, over niets wolkjes van gedroom, die vervlogen, nagewolkt door nieuwe wolkjes dan begonnen er wel eens groote tranen te wellen in hare oogen, tranen, die langzaam afvloeiden van hare wang, maar ze waren haar niets dan tranen van een onzegbaar vagen weemoed: een zachte zwaarte op heur hart, die nauwlijks drukte en daar was om zij wist niet wat, zelfs niet om haren man om wien zij niet meer weende.

Die zat nu al geruimen tijd zwijgend, de armen om de knieën, het bleeke hoofd gebogen. "Zeg Hans, wat ga-jij eigenlijk doen, als je afgestudeerd bent?" vroeg Go, om 'm wakker te roepen uit z'n treurend gedroom. "Dat weet ik niet," antwoordde hij, met z'n handen langs z'n voorhoofd strijkend, als om zich te bezinnen.

Want wat er ook van weemoed was in haar gedroom, scheen haar toe: de weemoed om het verleden, om haar lieven man, dien zij verloren had en niet, o nooit! de weemoed om het heden, om hare eenzaamheid.

En dan: alleen ... Eenzaamheid, altijd eenzaamheid! Eenzaamheid in zichzelve; dat gevoel, waar Jules zoo voor vreesde! Teruggetrokken van de wereld die haar niet boeide, alleen weggezonken in leêgte! Ze was dertig jaren, ze was oud, een oude vrouw. Haar huis leêg, heur hart leêg! Droomen, wolken van gedroom, die vervliegen, die opklaren als een rook en leêgte ontdekken. Leêgte, leêgte, leêgte!

O, neen, ze wist het niet! Amélie had wel gelijk: men wist nooit iets, nooit! Ze was dien dag zoo gelukkig geweest, ze had zich weêr teruggevonden, diep in het mysterie van haarzelve, in de essence harer ziel; ze had haar gedroom om zich heen zien wolken als eene apotheoze; ze had veel liefde voor hare kinderen in zich gevoeld.

En zij leefde de dagen, die kwamen, in hare zelfverwondering voort, dwalende door haar gedroom als door een nieuw land, waar veel licht scheen, met verre, in licht verbleekte landschappen, die waren als luchtverhevelingen, in glanstrillingen sidderende aan den horizont.

Had zij hem moeten zeggen, dat hij zich bedroog? Had zij hem moeten vragen: Waarom verlaag ik me door me te mengen met andere menschen? Wie dan toch zie je in me? Zie, ik ben alleen eene vrouw, eene vrouw van zachtheid en gedroom, en zie, ik heb je lief gekregen, ik weet niet waarom!

Zoo liep hij met zichzelf te praten, telkens gestoord door meiden die kleeden klopten, en door allerlei andere straatdrukte, maar telkens weer terugkeerend tot zijn verliefd gedroom. En veel te gauw stond hij voor de deur van zijn kantoor. Hij had 't wel voorbij willen loopen. Dat kwam even in hem op, maar werktuigelijk liep hij naar binnen en naar boven, zacht neuriënd op de trap een walswijsje.

Met het leven van twee vrouwen is dat van den mensch Rousseau langdurig vervlochten geweest. Het onderzoek van zijn gedrag zoowel jegens de eene als de andere, wijst op oneindig meer leelijks dan schoons in zijn karakter. Zijn uit alles blijkend neerzien op Thérèse verhinderde hem te begrijpen, wat hij háár had aangedaan. Wat Madame de Warens aangaat, jegens haar noemde hij zich-zelf "ingrat," al heeft hij ook daar allerlei schoonschijnende redenen bij de hand, om die zelfveroordeeling haar scherpte te ontnemen. Behaagden hem dan ook in Thérèse slechts de frisch-open zinnelijkheid, de gezonde kracht en de eenvoudige huiselijkheid van het volkskind, aan Madame de Warens verbonden hem een diep-gewortelde psychische overeenkomst èn een diep-geworteld verschil. De overeenkomst bestond daarin, dat zij beiden uiterst impulsive menschen waren, wezens van gevoel vóóral. Het verschil: bij Rousseau ging dat gevoel denken vooraf. Het moeizaam-schrijdend volk zijner denkbegrippen trok nimmer op, vóór hen de lichtende wolk van een droom den weg wees. Beter is het wellicht te zeggen, dat Rousseau's denken zùlk een arbeider geleek, die immer ter verkwikking zijn weg neemt langs een dichtbegroeid land, wanneer hij zich in den vroegen ochtend naar de strenge en harde fabriek begeeft, om daar den loop der onverbiddelijk in elkaar grijpende raderen te bewaken, en die in het vrije middaguur wéér ter verpoozing naar dat land gaat en zich vlijt in het hooge gras.... Want naar zijn eigen getuigenis werd zijn denken ook telkens onderbroken door divageerend gedroom.... Bij Madame de Warens echter ging het gevoel handelen vooraf; elke droom, elke fantasie veroorzaakte bij haar een h