United States or Barbados ? Vote for the TOP Country of the Week !


Terwijl 't gekneusd gebeent en warme bloed geraakt Aan 't broeien, schijnt het of een vreemd gediert genaakt En grimmelt ondereen: Men ziet eerst groote beenen, Hoort veders snorren en zich mengen, en met éénen Besteigeren ze allengs de hoogten in de lucht, Totdat zij endelijk, gelijk een zomervlucht En vlaag uit eene wolke uitspatten voor elks oogen, Of als een lichte pijl uit Persiaansche bogen Omhoog vliegt als de Parth nu toestreeft met den schicht."

Velen, door de reuzenknots verslagen, Bedekken de aarde met hun lichaam. Meer op jagen Dan oorlog afgericht, beeft hier de zelfde hand Die op 't gediert' des velds geen boogpees vruchtloos spant, En weinig pijlen zelfs, die niet heur doelwit misten; Ja, 't schijnbre van den strijd is hooploos bloedverkwisten.

Een drietal mannen mogt ze dragen: Twee wilden, naakt en bruin van leên, Een witte schort om 't lijf geslagen, Waaruit de scherpe kris verscheen; Twee wilden, afgerigt op 't jagen, Maar die naar 't schuw gediert' niet zagen, Dat beurt'lings opsprong en verdween.

Hij moest de geweldige klanken rood betasten en bestreelen, en hij sloeg zijn handen in de bloemen, rukte een tuil uit, dien hij in de lucht zwierde al roepend: "Koleuren, koleuren is alles in alles!" Hij ging voort, en wilde de begijnenbosschen in, de eeuwige begijnenbosschen, die zijn als een zee, met ook hun eeuwig lied van vogelen of van wind, en ook gevuld met allerhand gediert.

En of 't land openstond van alle Filistijnen, Hoe raakt gij door de dorre Arabische woestijnen, 't Onvruchtbaar woeste veld, de doornen wildernis, Daar niet min ruig gediert' als wild geboomte en is; Daar is noch vrucht tot spijs, noch vochtigheid om laven, 't Waar pas een kerkhof om u t' zamen te begraven.

Langs alle kanten lag de gewillige aarde weer heel haren rijken schat te geven, bloemen, planten, erwten, peekens en allerhande vruchten; en allerhand gediert dat ontpopte, terwijl andere koppelden, en de lucht rook naar honing, en een spuitende beerkar doordrenkte den grond. Dat is het Leven: altijd maar geven en koppelen, en 't een heeft nog geen dag gezien of het andere wordt reeds gemaakt.

Daar drukt zich Een tweede hondenmuil 't gebit in 't ander oor.... En heel de stortvloed volgt, hem nageschuimd in 't spoor, En werpt zich op zijn leên. Het schijnt een berggevaarte Van wriemelend gediert, hem plettrend met hun zwaarte. Het zwarte bloed stroomt neer; het schuim vliegt op en om; De zweetdamp walmt in 't rond; geblaf, gehuil, gebrom Galmt schor en wild door een.

Den Mensch, één harmonieuze ziel van vele zielen saam, Wier godlijke aard het is, zichzelve na te gaan, Waar alles vliedt tot alles, als naar zee de stroomen; Liefde vermooit het dagelijksche doen, Arbeid en pijn en leed, in 's levens groen plantsoen, Spelen als tam gediert wie kon zoo zacht hen droomen?

O zie! Daar liggen hun barbaarsche werken en Lompe geraamten; beelden, huizen, tempels; Monster-gedaanten door elkaar gesmeten In kleurlooze vernietiging, gespleten, Beklemd in 't harde zwarte diep; daarboven Riffen van onbekende vleugelwezens, Visschen: eens levende eilanden van schubben En slangen, beenge ketens rond-omkrinklend De ijzeren rotsen, of in hoopen stof: De kronkelige kracht van hun laatst lijden Vermorzelde tot stof de ijzeren rotsen; Daarboven, de getande krokodil, En 't machtig nijlpaard, dat eens de aarde schokte, Voorheen monarchen van 't gediert, voortteelend Op slijmige stranden, wildernis-begroeide Vastlanden van deze aard, als zomerwormen Op een verlaten lijk, tot, als een mantel De blauwe bol rond zich een zondvloed sloot, En zij luid huilden, hijgden, en vergingen; Of wel, een God, wiens troon in een komeet was, Kwam de aard voorbij en riep tot hen: "Vergaat!"

Verheugt, o Febi jeugd! door dezen zoeten tijd: De Zomer, door zijn deugd, vertoont zijn groene blaâren; 't Gevogelt' zich vervreugt, 't gediert' in 't Bosch verblijdt; 't Veld lacht elk toe verjeugd; vliedt weg alle bezwaren! Droefheid, neemt fluks uw keer! nijd, strijd, wilt henenvaren! Voor u de Bruiloft wijkt, zoo gij daar komt omtrent.