United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


De zon in Thetis' schoot, 't gedierte met vermakken In zijne holen rust, 't gevogelt' in de takken Zijn vlerken hangen laat: maar 's konings majesteit Toch nimmer rust omhelst, of zoo hij werd verleid Door eene zachten slaap, en d' oogen komt te sluiten, Zoo waakt zijn zorge nog, en sluit zijn ruste buiten; Als hij in 't bedde zwemt in Lethe's stillen stroom, Zijn zorgen werden ijl verkeerd in eenen droom.

Verheugt, o Febi jeugd! door dezen zoeten tijd: De Zomer, door zijn deugd, vertoont zijn groene blaâren; 't Gevogelt' zich vervreugt, 't gediert' in 't Bosch verblijdt; 't Veld lacht elk toe verjeugd; vliedt weg alle bezwaren! Droefheid, neemt fluks uw keer! nijd, strijd, wilt henenvaren! Voor u de Bruiloft wijkt, zoo gij daar komt omtrent.

Een blaffen schalt hem na en plotslijk trilt de lucht Van 't bassen van rondom, dat andwoordt. Kreten rijzen, En rossen brieschen; schelle woudhoorngalmen wijzen En seinen plaats en spoor. 't Gevogelt krijscht in 't rond. Al 't wild, vervaard, schiet op van 't leger, langs den grond.

Het beeld van Hanoch verschijnt hem opnieuw; niet met de trekken der afgeleefdheid door den Duivel aangenomen, maar als der onsterfelijkheid deelachtig, stralende van heerlijkheid, en hem den zegen des Hemels op zijne bekeering met opgeheven handen verkondigend; maar dit licht wordt onderschept, door "een nachtzwerm van gevogelt", die de verleidingen van booze machten voorstelt, waardoor zijn ziel weder verduisterd zal worden; en hierop eindelijk volgt de voorstelling der wroeging en der mishandeling, die uit dien val voort moet vloeien, door slangenbeten verbeeld, die zijn hart pijnigen, "dat steeds aangroeit onder 't leed": met kennelijk terugzicht op de foltering van Prometheus.

Daar staat hij dan nu.... in hare nabijheid! Zoo pas uit de felle zon in het dichte lommer gekomen, heeft hij niet dadelijk bemerkt dat zij ter afwering van muggen en ander "onwellevend gevogelt" een witzijden doek over 't hoofd heeft gehangen, en, door de drukkende hitte overweldigd, in slaap is gevallen. Hoezeer ook en nage, met de sierlijkste buigingen is hij haar genaderd.

Het woord "zweeft" slaat zoowel op de over den grond rondgaande roofdieren, als op het gevogelt dat in het volgende vers vermeld wordt; dat hier aannemelijk is om het onhoorbare der beweging, zoowel van tred als van vlucht van dit nachtgespuis. IVe Zang, vs. 71, bl. 55, rl. 7 v. b. De slachting noopt de vlucht. De naamwoorden moeten hier eigenlijk met kapitale letters staan.

Die 't alles schiep uit Niet, in d' eerste week der weken, Den Hemel, die om u met zijne lichten wielt , En al wat in 't begrijp van nat of drooge krielt, 't Gevogelt' in de locht, dat op de winden zwieret, En 't waterzuchtig aas, dat naar 't vlietwater gieret, 't Viervoetig veldsch gediert', 't geboomte, dat gekromd Van zijne vruchten hangt, de dalen vol geblomt: Wie heeft den mensch toch eerst 't gesuisel en 't gehoore Van eenen zachten wind geblazen in zijn oore?

De Vorst knielt neder, vol van eerbied en ontzag; Maar 't ratelt om hem heen van bliksemslag op slag; Zijns vaders oog ontroert. Hy ziet zijn handen vallen, Zijn aanzicht afgekeerd; en, nieuwe donders knallen, Wanneer een nachtzwerm van gevogelt' door de lucht Zich opheft en die glans omnevelt met zijn vlucht.