United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als zefiers aâm de golfjens krult En over 't zeevlak huppelt, Als de avondzon het schuim verguldt, Dat op zijn oevers druppelt: Dan breekt mijn blijdschap uit haar knop Als 't bloemtjen uit heur blaâren; Ik klim de geele duinen op, En volg den loop der baren. Dan dansen mijn gedachten meê, Dan dartlen mijn gepeizen Met al de golfjens van de zee, Die altijd verder reizen.

Aan mekaâr geklemd, bleven zij liggen. Keek Mathilde naar boven, dan daalde heel de hemel neêr, de blaâren verwijdden zich boven hun hoofd, stralen van vuur schoten neêr; het groen verdween en wolken van vuur en licht daalden altijd nader over hen af. Begon het niet te waayen?

Hij was 't, hij, wiens hand des najaars Al de boomen vuurrood kleurde, Rood en geel de blaâren plekte; Hij was 't, die de vlokken strooide, Sissend, fluitend door de bosschen; Die rivier en meir versteende, Die de meeuw naar 't Zuiden heendreef, En den zeeraaf en den reiger Naar hun nest van riet en zeegras, Op 't gebied van Shawondasee.

In korte spelingen woei zoetjes de wind door de trillende blaâren der boomen, vlak bij Mathilde aan den wallenkant en deed de haarsprietjes dansen tegen haar voorhoofd, en vlaagde de angst wech uit de kamer, voorbij het onrustig vlammende gas. Een groote kalmte daalde in Mathildes gemoed.

Het rijtuig ratelde hier erger over den weg, die hier en daar glooide tusschen de rijtjes magere nietige boomen, die gele blaâren afstrooiden, wuivend naar den dikken buik van de Poort, voor de groen door hen bepoetelde huizen heen, en de oude heer danste met zijn heele lichaam. Jozef zat Mathilde aan te kijken. Zij beglimlachten mekaâr eventjes tusschenbeide.

Somtijds wordt de streng getrokken, Die den hoogtijklepel luidt, En de klingelende klokken Nooden tot een dansvreugd uit. Nu vergaâren Blijde paren, Hupplende op de fiedelmaat, Daar de strijkstok langs de snaren Rustloos op en neder gaat; Tot het maantjen door de blaâren Heengluurt met jaloersch gelaat.

Zijn leven was zijn goudtresoor, Zijn wellust snoodverkregen schatten. Nog nauw bemerkt hij 't vuur der min, Dat Edward in het harte gloorde, Als plotseling zijn dwangbevel Des jonglings vreugdedroom verstoorde. Vaak blijft hij, 's vaders oog ontvlucht, In 't overhangend groen der blaâren, Op 't dierbaar meisjen van zijn hart Met tranen in zijne oogen staren.

Verheugt, o Febi jeugd! door dezen zoeten tijd: De Zomer, door zijn deugd, vertoont zijn groene blaâren; 't Gevogelt' zich vervreugt, 't gediert' in 't Bosch verblijdt; 't Veld lacht elk toe verjeugd; vliedt weg alle bezwaren! Droefheid, neemt fluks uw keer! nijd, strijd, wilt henenvaren! Voor u de Bruiloft wijkt, zoo gij daar komt omtrent.

Hier zal niemand straffen, dan ik de Heer, alléénPetrus moest den kleermaker weer uit den Hemel brengen, en omdat zijn schoenen waren stuk geloopen, en zijn voeten vol blaâren, nam hij een stok in de hand, en ging naar wachteenbeetje waar de brave soldaten zitten en pleizier maken. Lange jaren geleden, was er een kleermaker, die drie zoons had, en maar één enkele geit.

Je hebt lange vingers gemaakt en de menschen hun goed verdonkeremaand; je komt niet in den Hemel; de Heer heeft mij verboden iemand binnen te laten terwijl Hij weg is.« »Wees toch barmhartigriep de kleermaker; »ik hink en ik heb blaaren aan mijn voeten van den langen weg hierheen, ik kon onmogelijk weer omkeeren! laat mij toch binnen; ik zal al het nare werk doen: ik zal de kinderen dragen, de luiers spoelen, de banken waar ze op gespeeld hebben weêr schoonmaken, en hun gescheurde kleêren verstellenDe heilige Petrus kreeg meêlijden en deed voor den manken kleermaker de deur open, juist zóóver dat hij er met zijn scharminkelige lijf net door kon kruipen.