United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe anders dan vroeger: toen stelde vrouwe EERE hem, in wien trouw en deugd was, tot heer boven den "dorper" nu spannen de heeren samen, vrouwe EERE is verjaagd! Overal hebben de slechten de macht in handen. Dat komt van de kwade raadgevers. Is er nog een God die regeert? Blijkbaar laat Hij alles over aan het blinde toeval. MARTIJN schrikt bij dat woord. De duivel gaf het u in, zegt hij. Terug!

Hij verhaalt, dat zij hunne kudden van tam vee bezaten en hunne akkers bebouwden, en men kan met reden veronderstellen, dat de korven van gevlochten wilgenrijs, waarover Vergilius een eeuw later schreef, hun tegenhangers hadden in de mandenkorven van den Britschen dorper uit dien tijd.

O lieve moeder, es dat u wille, Dat ic spreke dese dorper woort? Des ghelike en hebbic niet ghehoort: Wat mach u hier met gheholpen sijn, Dat ic dit tot Sanderijn Spreken soude met minen mont Ende ligghen voort ane als een hont, Sonder spreken, als een keytijf?

Ook tot hare "vri edele sinne ende wel gheboren" was het verholen woord gezegd, dat geen vreemden kunnen verstaan. In hare jonge jaren had zij zich geheel aan de minne overgegeven; zij beloofde zich niets dan zaligheid van de minne, van der minne wijsheid, rijkdom, goedheid, macht lacy! het zou anders uitkomen. Wel zegt de dorper: jeghen avont Sal men loven den sconen dach.

Mijn en Dijn hebben eendracht en vrede verjaagd. MARTIJN wendt zich tot een ander motief uit de eerste helft van het gedicht: van waar neemt de liefde tusschen beide seksen haar oorsprong: uit het hart of uit de oogen? Gij spreekt als een dorper, zegt JACOB; als een onbeschaafde Fries die niet weet wat liefde is. Luister!

Een Jonker van Asperen kent geen vrees!" "Behalve voor spoken!" lachte Fulco. "Zwijg, ellendige dorper!" bulderde Jan, het zwaard thans uit de scheede trekkende, "waag jij het, den spot te drijven met een edelman? Bij St. Joris .... " "Genoeg, genoeg!" kwam Heer Gijsbrecht thans tusschenbeide. "Geen twist hier in het bijzijn der Jonkvrouw. Steek dat zwaard op, Jonker.

Gij zoudt des ontberen, bij Sint Michiel, waart gij vroed! Al hadde die jonkver misdaan, hoofschelijk zoude men haar behandelen, want daar ligt luttel eere aan, zoo fel een schoone en zwakke vrouwe te slaan! Toen schreeuwden de roode en de zwarte door elkaâr woedend Gawein tegen: Om u, dorper en curliaen, of gij ridder zijt of niet, zal zij niet worden gespaard!

Toen hij den herder ontdekte, werd toornig Gawein, maar riep, zich met hoofschheid, zelfs tegen een dorper en vilein, bemeesterend, kalm naar de hooge helling op: Darf ik vragen, jonge knape, wat u zoo blijde lachen doet, daat boven aan den hoogen oever, terwijl hier omlaag een ridder moeizaam zijn ros stroom-opwaarts naar gindschen verren burcht dwingt?

Op één plaats vlamt de hartstocht op: wanneer de gelieven onder vogelgezang in het heldere licht door de groene velden en de bosschen rijden en de jonkman BEATRIJS verlokken wil om af te stijgen en zich minnelijk naast hem neer te vlijen in het gras, vaart zij, beleedigd in hare kieschheid, tegen hem uit: een dorper alleen zou zoo iets voorstellen!

Hij wilde echter een poging doen en schoof reeds een paar jonge knapen, die hem in den weg waren, vrij onzacht ter zijde om door te dringen, toen Oda van Wassenaar, die door het gevolg van deze beweging mede een duw kreeg, hem van 't hoofd tot de voeten aanzag, terwijl zij op een scherpen en luiden toon zeide: "wie is die lompe dorper, die zich hier een weg maakt alsof hij aan 't biezen snijden ware?"