United States or Jordan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zelfs al hadden de oude Nederlanders reeds eenen vasten geslachtsnaam, dan plaatsten zy nog ten overvloede hunnen vadersnaam in dien byzonderen tweeden-naamval, achter hunnen eigenen doopnaam. Laurens, de zoon van Joost Baeck, een aanzienlik Amsterdammer uit de zeventiende eeu, schreef zynen naam als Laurens Joosten Baeck. En zyne tijdgenooten deden vast allen zoo.

Wanneer de brave Schot haar miss Helena genoemd had, dat wil zeggen, wanneer hij haar met haar doopnaam aangeduid had, zou hij inbreuk gemaakt hebben op de regels, die de trapsgewijze ondergeschiktheid regelen, inbreuk die in het bijzonder door het woord: »snobbisme" aangeduid wordt.

Toen de vangst gedaan was, trok Klaas net en lijn uit het water en ging hij de sluis over naar het knaapje. Gij zijt het, zegde hij, die Lamme heet van uw doopnaam, en Goedzak om den wille van uw zachtaardig karakter, en achter Onze Lieve Vrouwekerk in de Reigerstraat woont? Hoe komt het dat gij, zoo jong en zoo netgekleed, onder den blooten hemel slaapt?

Sicco Siccama b. v. toen ten tyde levende, wist zeer wel dat zijn geslachtsnaam oudtijds voluit Siccamona geweest was, dat hy dus de Sicco of Sikke was der Sicca-mannen, der mannen van Sicco, zynen ouden stamvader, wiens naam hy ook nog als doopnaam droeg.

Deze zijne zucht verloochende zich ook thans niet, want, na zich een poosje, evenals de overige leden van zijn gezelschap met het visschen te hebben bezig gehouden, stak Jonker Bentinck, dien ik voortaan bij zijn doopnaam Allard zal noemen, zijne hengelroede in den wal, en trok, gewapend met vlindernet en plantendoos, de achter Alberts-Holtien gelegen veenachtige heide in.

Wat was nu Jean Valjean, vóór hij wegens diefstal met verzwarende omstandigheden in 't bagno kwam? Boomsnoeier. Waar? Te Faverolles. Een ander bewijs. Deze Valjean heette van doopnaam Jean, terwijl de geslachtnaam zijner moeder Mathieu was.

»Kom, Hendrik, kom!" sprak juffrouw Willems, uit hartelijkheid zijn doopnaam gebruikende, »maak je daar toch zoo naar niet over, zij komt zeker wel weer terecht, en al gebeurde dat niet, 't is immers geen groot verlies." »Geen groot verlies, Sanne! geen groot verlies! Gij hebt goed praten, ik.... ik was liever honderd gulden kwijt, dan de teekening."

Er leefden in de zestiende eeuw twee gebroeders, Willem en Jacob, en eene zuster, wier doopnaam ik niet gevonden heb. Willem was de grootvader van den bovenvermelden Nicolaas, Jacob had twee zoons, Cornelis en Pieter. Cornelis, in 1564 geboren, was een man van hooge beschaving en fijngevormden smaak; op gevorderden ouderdom was hij, bij zijn verbazend geheugen, nog de vraagbaak van velen.

Hij herinnerde haar aan den dag, waarop hij haar het medaillon en den ring gegeven had met haar doopnaam er in gegraveerd en een open plaats voor den naam dien hij had gehoopt, dat zij eenmaal zou dragen hij verzocht haar, deze dingen te bewaren en op haar hart te dragen, zooals zij tot nu toe gedaan had en zoo ging de brief door, nog eens hetzelfde in dezelfde woorden en nog eens, alsof hij aan het ijlen was geraakt.

"Ei! heet zij Amelia?" vroeg mijn vader: "gij schijnt reeds vrij familiaar met haar te zijn, om haar zoo bij haar doopnaam te noemen!" Ik zag, dat Suzanna bleek werd en ik merkte dat ikzelf een kleur over mijn onvoorzichtige uitdrukking kreeg.