United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ook hun eigen koning hebben ze, den Alfen-, Ellen- of Erlen-koning, in het Fransch roi des aunes.

Van hoogwereld spreken de Reuzen, van glinsterdak Alfen, dwergen van druip-zaal." Toen vroeg hem weer Thonarr: "Zeg mij, Weetal o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de maan genoemd?" En Weetal gaf ten antwoord: "Maan bij menschen, goedlicht bij goden, in Hel rollend rad, renner bij Reuzen, jaarmaat bij Alfen, wij, dwergen, zeggen maar: schijn."

Toen ging Thonarr weer verder met vragen: "Zeg mij, Weetal o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen, met welken naam wordt in iedere wereld de luwte genoemd?" En Weetal antwoordde: "Luwte bij menschen, bij goden rust, windstilte noemen haar Wanen, zoelte de Reuzen, de Alfen sluimer, dwergen: kalme-dag."

Daar zat op een heuvel Thrym, die de vorst van de Dorstigen is. Honden hield hij aan gouden halsbanden, die blonken als de lichte randen om de wolken, en van zijn merries streek hij de manen glad, die fladderden als grauwe nevelflarden in den wind. Toen hij Loge zag, vroeg hij hem, hoe het met de Asen en met de Alfen ging, en waarom hij zoo alleen naar Reuzenland kwam.

't Is niet, as of ie ze veur een vasten merktprijs kunt koopen: maar je mot ze zoo bij een occasie treffen: en wil je wel eleuven, dat ik er heel veur naer Alfen heb motten rijen, omdat ik hoorde dat er een boer weunde, die er een paer 'efokt had? Jao! vraeg het maer aan Meneer, die zal ook wel weten, dat het zoo gemakkelijk niet is, in dat geval."

Loge antwoordde, dat het den Asen slecht ging en den Alfen ook, en dat hij gekomen was om te vragen, of Thrym het wapen verborgen had van den God, die bliksems slingert. Daarop zeide Thrym: "Goed verborgen houd ik het wapen van den God, die bliksems slingert, zoo diep onder de aarde als in den tijd gemeten acht maanden van den winter zijn.

Toen Thonarr weer: "Zeg mij, Weetal, o, ik twijfel niet, of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de nacht genoemd." En Weetal: "Bij menschen nacht en nevel bij goden, masker bij wijze Wanen, lichtloos noemen de Reuzen hem, slaaplust de Alfen, wij, dwergen: wever van droomen." Thonarr keek weer naar het Oosten, waar nu een lage lichtstreep lag.

Bijna alle goden waren op het feest: Wodan en Frigga, Njord en Skadi, zijn vrouw, Tyr, die maar één hand had, omdat de Veenrookwolf hem de andere had afgebeten, toen hij het beest wilde binden, Freyer met Beugel en Buigster, die hem dienden, en Freya, zijn vrouw. Thonarr was er niet: die was op reis naar het Oosten, maar zijn vrouw Sippia wel. En er waren nog veel meer Asen en Alfen.

De Reuzen zeggen: immergroen, Alfen: begroeide, omlaag-wonende dwergen spreken van slijk." Ten tweede vroeg Thonarr: "Zeg mij, Weetal, o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de hemel genoemd?" En Weetal zeide: "Hemel bij menschen, bij goden beschutting, windwever zeggen de Wanen.

Rotsen donderen neer om rondhollende reuzinnen, 't is feest voor Hella, de hemel splijt. De reuzen brullen, de dwergen staan voor hunne steenen kloven, en klagen. Wat is er bij Asen, wat is er bij Alfen? Hoort gij mijn woorden? Wodan komt den wolf bestrijden, Freyer vecht met Rook. Ik zie Wodan door den wolf verslonden, Freyer valt. Waar is de vreugde van Frigga?