United States or Equatorial Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe Thonarr zijn hamer terug kreeg Thonarr, den Dondergod, doorvlamde de toorn, toen hij uit zijn winterslaap ontwaakte en zijn hamer niet vond. Woedend schudde hij zijn woeste haren en waaienden baard, en hij ging aan het zoeken. Toen was zijn allereerste woord: "Loge, luister, u alleen wil ik het zeggen; op aarde en in den hemel mag niemand het hooren: mijn hamer is weg."

Toen zeide Loge: "Houd je mond, Buigster, vrouw van Beugel, nooit kwam er een schandelijker wezen in de woning der goden dan jij, veile vrouw!" Daar stapte Thonarr binnen en hij donderde Loge toe: "Schoft, zwijg, of anders zal mijn moker Mjölnir je den mond doen houden." Loge schrok, wees met het hoofd naar de deur, en zeide: "Daar, dat kind van Aarde is nog niet binnen, of er wordt al gevloekt!"

Weer keek Thonarr naar het Oosten er kwam al blanke glans en de bleeke dwerg wachtte op verdere vragen. Toen sprak Thonarr: "Zeg mij nu nog, o, ik twijfel niet of ook dat zult gij mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld het bier genoemd?" "Bier," sprak Weetal, "zeggen de menschen, brouwsel de goden, Wanen: roes.

Hymir had een bang vermoeden, waarom de sterke bestrijder van de reuzen wel tot hem gekomen kon zijn. Nochtans liet hij drie stieren uit de stallen halen en gereed maken voor het maal. Thonarr at er twee van op. Daardoor was de reus wel eenigszins gerustgesteld en hij zeide: "Morgenavond moeten wij drieën maar ieder voor onzen eigen kost zorgen."

Bijna alle goden waren op het feest: Wodan en Frigga, Njord en Skadi, zijn vrouw, Tyr, die maar één hand had, omdat de Veenrookwolf hem de andere had afgebeten, toen hij het beest wilde binden, Freyer met Beugel en Buigster, die hem dienden, en Freya, zijn vrouw. Thonarr was er niet: die was op reis naar het Oosten, maar zijn vrouw Sippia wel. En er waren nog veel meer Asen en Alfen.

In den tijd van de zomeronweders, toen Thonarr van zijn reis naar het Oosten wederkeerde, kwam hij voor een heel breed water. Aan den anderen oever stond een veerman met een schip. Thonarr riep tot deze: "Wat voor een kerel is die kerel aan den anderen kant van het water?" De veerman, die hem hoorde schreeuwen, riep tot hem terug: "Wat voor een man is die man, die zoo verschrikkelijk schreeuwt?"

Toen wendde hij zich tot Thonarr en sprak tot hem: "Maar gij waagt het toch niet om den wolf te dooden, die Wodan eens verslinden zal!" Hem antwoordde Thonarr: "Zwijg, of anders zal mijn moker Mjölnir je den mond doen houden. Dan neem ik je mee op reis naar het Oosten en gooi je neer langs den weg, waar niemand naar je komt kijken." "Haha!" lachte Loge, "uw reis naar het Oosten!

Terwijl de sterke reus voor zich alleen twee walvisschen ophaalde aan den hengel, bond Thonarr, die glimlachte in zijn rooden baard, een lange lijn aan de boot vast, bevestigde er den kop van den os aan en liet dien in het water zakken. Daar in de diepte hapte de door alle goden gevloekte slang, die de landen omslingert, met gapende kaken vratig naar het aas.

En toen Thonarr dreigde hem te zullen dooden, als hij aan den anderen kant van het water komen kon, ging Haarbaard voort: "Blijf maar daarginds, wij hebben niets met elkander te maken. Zeg zóó maar, wat Thonarr deed ondertusschen." "In 't Oosten," sprak Thonarr, "stond ik op wacht aan het water. Daar kwamen verschrikkelijke Reuzen op mij af, bestormden mij met een hagel van steenen.

Maar Roodspeer wilde niet dat de vuren weggenomen werden. Toen verhaalde Vermomde de wonderen van de woningen der goden boven alle tijden: "Hoog voor mijn oogen ligt het liefelijke land van Asen en Alfen. Thonarr zit in Krachtland ten troon tot de goden vergaan. Vijf honderd-en-veertig zalen weet ik in Bliksemflits' huis. Hooger dan alle huizen, die met daken gedekt zijn, is de zaal van mijn zoon.