United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Machteld had wel hooren luiden, Wat of vensterkens beduiden Die des avonds open staan; Maar een weinig frissche koelte Was zoo welkom na de zoelte, En het hare stond maar aan. Ook scheen 't zuchtjen louter weelde, 't Zij het schalk haar bloezem streelde, 't Zij het suisde in 't blonde haar; Echter wuifde 't uit het loover IJlings meer dan geuren over, Zoet accoord van stem en snaar.

En mijn blik rustte op het verschiet, waar de hellende heesters zoo vele waaijers schijnen, om het blinkend duinzand uit het oor te keeren. Ik verbeeldde mij, dat de veldnimfen waren ingesluimerd; immers geene wuifde; alle blanke armen waren op de mollige heup of op het frissche gras afgegleden; de zoelte had haar bevangen: ik hoorde de stilte.

Zooals des winters, als de vorst verdwijnt Aan 's winters eind, eer dat de lente komt, Een warme zoelte blaast en dauw begint Een enkel uur, dan hoort men 't drupp'len reeds In alle wouden, en de sneeuw die ligt Onder de boomen, wordt van vocht doorzeefd, En van de takken komt de sneeuwlast neer; Op heuv'len zuidwaarts hellend ziet het oog Reeds groene plaatsen door de sneeuw in 't rond, Die grooter worden, vreugde voor den boer Zoo werd gehoord alom een stil gedrop, De dingen weenden, wenschen wederkomst Van Balder, en den goden deed dit goed.

Het was Johannes als een vriendelijke glimlach der zon, toen zij voor het laatst lichtte over de groote stad, vriendelijk als de glimlach die een dwaasheid vergeeft. En de zoelte streek Johannes liefkoozend langs de wangen. Toen kwam er een groote weemoed in Johannes' hart, zoo groot dat hij niet verder kon gaan en diep ademend zijn gezicht moest opheffen naar den wijden hemel.

Deze bodem, die geen bergbarricaden opwerpt tegen haar zoelte en geen boomkruinen opsteekt tegen haar licht. De lente, als zij komt, betreedt hier haar onbetwist koninkrijk. Geen belemmering, waardoor zij wordt gestuit op haar leven en vroolijkheid brengende schreden.

Hij schudde eindelijk zijne schouders, wreef zijne vingeren koortsig overeen, stond recht als iemand die 't na rijp overleg opgeeft. Nu naar boven gaan, haar opzoeken, week worden in de zoelte van haar lichaam, gelijk 't iedermaal gebeurde, weer, op slot van rekening, de zwakkeling zijn .... hij wilde niet, neen, deesmaal hard, sterk hij voelde zich sterk.

Tusschen de boomen der lanen hing de zoelte nog loom en drukkend ... Met zijn samengerolden mantel over de schouders, zijn dunne kleederen flodderig-hangend om 't vermagerde lijf, de groot-kleppige klak diep over den fel-vergrijsden smal-geworden kop, toog Geerten naar het verre-weg liggende zeilschip, waar hij nacht-waak had gekregen door tusschenkomst van zijn schoonbroer, den waterklerk ...

En nog den eigensten avond was de wind gaan liggen, kwam er over het land een zoete zoelte, en begonnen de perelaren bedwelmend te geuren. De hemel was zuiver lijk kristal, de sterren schenen klaar in de maagdelijke versche blauwte, en laag aan de lucht hong het eerste sikkeltje van de rijpende maan. Pallieter lag met Marieke nog door het venster hunner slaapkamer.

Ze vreesde neer te storten in de zoelte van zwakke emoties en palstaande wilde ze blijven. Alzeere bedwong zij met een vlugge, scherpe beredeneering de dwaze kuren van haar moederlijk hert, en hare oogen werden, lijk te voren, van rustig staal. Ze verliet de kamer, wendde zich halvelings omme bij de deure en riep op Seppie, die schuchter-drummend aandrevelen kwam.

Er waren veel geluiden van kinderen en zware karren op de smalle kaaien. Dan kwamen ze weer op 't open veld, waar het heel stil was en de avond reeds in de hooge boomen hong. Er viel uit de lucht een reine zoelte. De akkers waren verlaten met in de verte nog een traag-dokkende kar; en het schip dreef hoofg en geruischloos boven het koele, wassende water.