United States or Ghana ? Vote for the TOP Country of the Week !


En glunder gluurde de dwerg of zijn bruid niet gebracht werd. Nogmaals vroeg Thonarr: "Zeg mij, Weetal, o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld het woud genoemd?" "Woud bij de menschen, manen des velds bij de goden, Hel noemt het heuvelriet, Reuzen noemen het brandstof, hout heet het bij Wanen, en Alfen spreken van siertuin."

Toen Thonarr weer: "Zeg mij, Weetal, o, ik twijfel niet, of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de nacht genoemd." En Weetal: "Bij menschen nacht en nevel bij goden, masker bij wijze Wanen, lichtloos noemen de Reuzen hem, slaaplust de Alfen, wij, dwergen: wever van droomen." Thonarr keek weer naar het Oosten, waar nu een lage lichtstreep lag.

Vol vertrouwen op zijn sluwheid wreef hij zich de handen, ongeduldig verwachtend wat Thonarr wel vragen zou. "Zeg mij," sprak deze, "o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de aarde genoemd?" Weetal antwoordde hem: "Aarde bij de menschen, bij Asen veld, weg noemen haar de Wanen.

Weetal was zeer tevreden over alle antwoorden, die hij gaf. Heimelijk verheugde hij zich, dat hij den sterken God zoo te pakken had, en reeds dacht hij diens dochter bij zich in het gesteente thuis. Maar Thonarr was met zijn vragen nog niet klaar. Ook van de zon wilde hij weten, hoe ze genoemd werd in iedere wereld, van wolken en wind.

Weer keek Thonarr naar het Oosten er kwam al blanke glans en de bleeke dwerg wachtte op verdere vragen. Toen sprak Thonarr: "Zeg mij nu nog, o, ik twijfel niet of ook dat zult gij mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld het bier genoemd?" "Bier," sprak Weetal, "zeggen de menschen, brouwsel de goden, Wanen: roes.

In Dwerg Weetal wil vrijen is Thonarr de goede god van de landbouw, de weldoener van de boeren. De hard bevroren bodem hield alle groeikracht gevangen. Zoodra Thonarr terugkwam ging de dwerg tot hem, meenende, dat hij de bruid wel van den vader krijgen zou. 't Was tegen het aanbreken van den dag, 't was in de lente, de morgen van zomertij.

Van hoogwereld spreken de Reuzen, van glinsterdak Alfen, dwergen van druip-zaal." Toen vroeg hem weer Thonarr: "Zeg mij, Weetal o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen met welken naam wordt in iedere wereld de maan genoemd?" En Weetal gaf ten antwoord: "Maan bij menschen, goedlicht bij goden, in Hel rollend rad, renner bij Reuzen, jaarmaat bij Alfen, wij, dwergen, zeggen maar: schijn."

Toen ging Thonarr weer verder met vragen: "Zeg mij, Weetal o, ik twijfel niet of ge zult het mij zeggen, met welken naam wordt in iedere wereld de luwte genoemd?" En Weetal antwoordde: "Luwte bij menschen, bij goden rust, windstilte noemen haar Wanen, zoelte de Reuzen, de Alfen sluimer, dwergen: kalme-dag."

En ook de wintergrauwe Reuzenzuster, die om een bruidsgeschenk gebedeld had, werd door den moker vermorzeld: van Mjölnir kreeg ze mooie munten graan-gouden ringen gaf haar de hamer. Zoo kreeg Thonarr zijn hamer terug. Dwerg Weetal wil vrijen

En naar de namen van de zee en van het zaad en van het vuur vroeg hij den dwerg. Toen hij hem al deze dingen had gevraagd, en Weetal op alles had geantwoord, vol ijver en vreugde, en verwaand op zijn wijsheid, keek Thonarr tersluiks naar het Oosten, toen weer naar den dwerg. In het Oosten was het nog donker en Weetals gezicht grijnsde van genot.