Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juli 2025
De moeder wederom: Dit zijn gansch rouwe menschen, 305 Die om geen prachtigh kleet, en min om rijckdom wenschen; Sy dwalen evenstaegh*, dat is haer oude wet*, Het gelt dient haer tot last, een kleet maer tot belet*. Dus schoon ick haer een kleet wou om de leden hangen, Ick houdet voor gewis men soudet niet ontfangen. 310 Ké* moeder, seyt de maeght, ghy zijt my wat te taey*, Ey lieve, schenckse wat al waret enckel baey*. Laet haer doch uwe gunst om mijnen t'wil verwerven, En laet my des te min wanneer ghy koomt te sterven; De moeder lougher om, en prees de goede ziel, 315 Maer soo dat van de gift of niet of weynigh viel.* Als yemant naer een quael bekoomt syn vorigh wesen, En dat een jonge wulp van krevel* is genesen, En dat een schippers gast sigh op het drooge siet, Dan smelt een danckbaer hert wel* licht tot enckel niet*. 320 Giralde lijckewel*, nu onder echte wetten,* Beschonck het geestigh dier met hondert pistoletten, Een bruyt-stuck* voor den dienst.
Ick ben van nu bereyt u wijsen* aen te vangen, Laet my terstont een kleet van u geselschap langen*; Ick sal om uwen t'wil met blijdschap onderstaen Dat nimmer edelman of ridder heeft gedaen. 720 Dit seyt hy, en terstont began hy uyt te trecken Al wat syn edel lijf voor desen plagh te decken; Soo dat hy eer* een uyr daer op den velde state In als* soo toe-gerust gelijck een heyden gaet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek