Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juni 2025


De moeder sprong uit wanhoop oogenblikkelyk in de Rivier, in het vast besluit, om aldaar haar leven te eindigen; maar dit lukte haar niet: een gedeelte der roeijers zwommen haar na, en bragten haar weder aan boord.

Dewyl de Colonisten doorgaans de schoonsten hunner slaven tot dit werk, als mede tot het bedienen van de tafel enz. verkiezen, verschafte de naaktheid van deeze jonge, sterke, gezonde en geschikte roeijers ons eene gemakkelyke gelegenheid, om hunne huid te onderzoeken, welke byna zoo zwart was als ebbenhout, en zeer blinkend.

Ligt opgetimmert zynde, gaan zy met eene ongemeene gezwindheid voort. De roeijers eens aan 't werk zynde, houden niet langer stil, dan terwyl het gezelschap ontscheept word.

Ik keek aldaar door het sleutelgat, en hield een naauwkeurig oog op de roeijers, zonder dat zy 'er iets van bemerkten. Spoedig zag ik, dat één van hun, by elken slag met de roeyriem, de hand opligte, en aan zyn neus voelde. Ik kwam dadelyk weder te voorschyn, en regelrecht naar hem loopende, riep ik hem toe: "Ik zie de veder, schurk! gy zyt de dief."

Aan deeze ongelukkige een stuk gezouten vleesch, een weinig garst, en een fles rhum agterlaatende, bood zy my tot een tegen-geschenk één van haare katten aan, maar ik wilde dit niet aanneemen; en, volgens haar aanbod, beweerden myne roeijers, dat deeze vrouw eene tooverheks was: men ziet daar uit, dat het bygeloof de grenzen van deszelfs ryk niet tot Europa bepaalt.

Na een gedeelte van den weg slapende te hebben overgebracht, bevond ik my des anderen daags morgens te Devil's Harwar, alwaar ik vernam, dat die zelfde GIBHART, van wien ik zoo even sprak, kortlings aldaar was overleden. Des avonds kwamen wy op de Plantagie Beekslied. Myne roeijers arbeidden met veel yver.

En even of de toon dier klagte Zijn lot den roeijers had ontvouwd, Werd de een, die straks zijn wenken wachtte, Werd de aêr, die eerst hem meester achtte, Geblaakt door lust naar bloed en goud. Ter sluik was de achterste opgesprongen; Hem meldde 't vlijmend tandgesis. De voorste zwaaide met den kris, En spelde... doch hij was bedwongen.

En toch, toen 't woest geschreeuw bedaarde, Dat zelfs zijn roeijers dra verdroot, En 't paar weêr rust'loos op hem staarde, En half hem smeekte en half gebood, Was hij niet slechts gereed te kweelen, Maar werd zijn toon zoo vol, zoo vrij, Of 't lief tooneel van vrijerij, Dat blanke Maas of gulden IJ Op 't marmer van zijn vloed zag spelen, Een warmte hem mogt mededeelen, Als reed hij schaats, als vrijde hij:

Na een gedeelte van den weg slapende te hebben overgebracht, bevond ik my des anderen daags morgens te Devil's Harwar, alwaar ik vernam, dat die zelfde GIBHART, van wien ik zoo even sprak, kortlings aldaar was overleden. Des avonds kwamen wy op de Plantagie Beekslied. Myne roeijers arbeidden met veel yver.

De moeder sprong uit wanhoop oogenblikkelyk in de Rivier, in het vast besluit, om aldaar haar leven te eindigen; maar dit lukte haar niet: een gedeelte der roeijers zwommen haar na, en bragten haar weder aan boord.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek