Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Het recht van bestaan van uit- en opvoeringsrecht naast het kopierecht, alsmede van het auteursrecht op mondelinge voordrachten, werd hierin door de Regeering nogmaals aangetoond. Verder werd o. a. de systematische indeeling en volgorde tegen de daarover gemaakte opmerkingen verdedigd.

In het eerste geval betrof het het tooneelstuk "Zwarte Griet", waarvan zonder toestemming van den rechthebbende op het opvoeringsrecht eene bewerking werd vertoond, die volgens de verklaring van den schrijver van het oorspronkelijke stuk met dit laatste "wat betreft handeling, verdeeling, kleeding en typeering der personen, alsook het daarin voorkomende decoratief en verder tooneeltoestel veel overeenkomst had."

Op deze wijze werd reeds van de vroegste tijden af in verschillende landen gehandeld en het was daarbij dikwijls mogelijk om aan de schrijvers, die voor het tooneel werkten, ondanks het ontbreken van opvoeringsrecht, honorarium uit te betalen .

Het op- en uitvoeringsrecht is in de Conventie 1886 geregeld in artikel 9; hier wordt wel gesproken van het recht van den schrijver van een tooneelstuk om zich tegen onbevoegde opvoering van vertalingen van het stuk te verzetten, maar niet van het opvoeringsrecht van den vertaler. Laatstgenoemd recht bestond dus niet onder de oude Conventie. Het tweede lid van artikel 6 is volkomen overbodig.

Veegens zal nu een dergelijk werk wél tegen nadruk, maar niet tegen opvoering beschermd zijn, omdat volgens art. 12 het opvoeringsrecht bij het in druk uitkomen verloren gaat, tenzij het uitdrukkelijk wordt voorbehouden.

Wel werd aan het slot van het arrest overwogen, dat "al moge de nieuwe bewerking in eenige bijzonderheden van de vroegere verschillen, door de opvoering van de eerste op het uitsluitend opvoeringsrecht van de laatste inbreuk is gemaakt", waarmede dus duidelijk werd te kennen gegeven, dat er volgens de meening van het Hof inbreuk op het auteursrecht had plaats gehad; doch de argumenten, die hiervoor werden aangevoerd, zijn van weinig waarde.

In verreweg de meeste landen is dit ook het geval; slechts in enkele wetten treft men nog bepalingen aan, die het uit- of opvoeringsrecht aan bijzondere voorwaarden verbinden of het in tijdsduur bij het kopierecht achterstellen.

Onze wet is op dit punt nog zeer achterlijk: een uitvoeringsrecht voor muziekstukken bestaat in het geheel niet, terwijl het opvoeringsrecht van dramatisch-muzikale werken en tooneelwerken vervalt bij de uitgave, tenzij het uitdrukkelijk wordt voorbehouden.

Eveneens mislukte eene poging van den heer van der Kaay, om art. 15, waarin de duur van het opvoeringsrecht van door den druk gemeen gemaakte tooneelwerken tot tien jaar wordt beperkt, te doen verwerpen, waardoor ook voor dit bestanddeel van het auteursrecht de gewone, langere, termijn zou hebben gegolden.

Wat het opvoeringsrecht van tooneelwerken en dramatisch-muzikale werken betreft, dit ontbreekt wel niet geheel in onze wet, maar in tijdsduur staat het toch tenminste voor de door den druk gemeen gemaakte werken verre bij dat van alle wetgevingen der Verbondslanden ten achter. Slechts twee landen hebben voor het opvoeringsrecht een bijzonderen termijn, nl.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek