Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 oktober 2025
Over 't algemeen kan men zeggen, dat dit getal nooit geringer is dan acht in elke kaakhelft, en dat het stijgen kan tot 26 aan elke zijde van de bovenkaak, en 24 aan elke zijde van de onderkaak, zoodat het geheele aantal tanden 100 kan bedragen. Ondanks dit groot aantal tanden is het gebit van weinig beteekenis; door hun onvolkomen samenstelling hebben zij als 't ware opgehouden tanden te zijn.
Zij kenmerken zich door den snavel; deze is zijdelings samengedrukt, hooger dan breed, flauw gebogen en spits, de boven- en onderkaak raken elkander met vlakke randen aan. De twee buitenste voorteenen zijn slechts aan den wortel onderling vergroeid.
"Dat is de onderkaak van den Mastodont," zeide ik; "dat zijn de maaltanden van het Dinotherium, ziedaar een dijbeen, dat alleen aan het grootste dezer dieren, het Megatherium, kan toebehoord hebben.
De kolossaal lange, dikke zijdelings samengedrukte snavel is van voren met een krachtigen haak en aan de zijden met scherpe, snijdende randen gewapend; de snavelrug is een weinig binnenwaarts gebogen, de benedenrand van de onderkaak meer of min recht.
Door de bovenstaande tandformule van het rund wordt uitgedrukt, dat dit dier in de bovenkaak geene, in de onderkaak 8 snijtanden heeft, in boven- noch benedenkaak hoektanden bezit, en aan elken kant in iedere kaak 6 kiezen. Bij de meeste Zoogdieren hebben de tanden een' beperkten groei, d. i. zij zijn op een' bepaalden tijd volgroeid en blijven dan zooals ze waren, tot zij uitvallen.
Ik zal slechts ééne soort van feiten vermelden, welke op zekere Zoöphieten of plantdieren in de hooger georganiseerde afdeeling dezer klasse betrekking hebben. Dit orgaan gelijkt in de meeste gevallen zeer na op een gierekop, met dit verschil, dat de onderkaak veel wijder geopend kan worden dan in den bek van een werkelijken vogel.
Door buitengewoon groote speekselklieren in de onderkaak, wordt zij voortdurend bedekt gehouden met een kleverig slijm. Alle Gordeldieren zijn bewoners van het Zuid-Amerikaansche faunistische rijk tot aan Mexico. Zij bewonen schaars begroeide en zandige vlakten en velden, en komen niet verder dan tot aan den woudzoom, zonder in dezen door te dringen.
De snuit is over zijn geheele lengte, vooral aan de bovenlip, buitengewoon sterk verbreed en wordt aan weerszijden ontsierd door drie wratvormige verhevenheden: een daarvan, die zich onder het oog bevindt, is verscheidene centimeters hoog, loopt puntig toe en kan bewogen worden; een andere, kleinere, staat rechtop, en is verder naar voren aan de bovenkaak geplaatst; de derde is op de plaats van aanhechting aan de onderkaak zeer lang en strekt zich in overlangsche richting tot bij de mondspleet uit.
Als hij er maar even niet op lette, dan zag hij weer dat kleine kamertje, en voelde weer de benauwende warmte, en rook de gemeene odeur, en hij zag dat slap-passieve vrouwelijf liggen.... en dan zich zelf.... En hij maakte onbewuste bewegingen van walging met zijn onderkaak. O dat weeë! en die gloeiende, gniepig martelende schaamte in zijn dof-bonkend hoofd.
Daardoor waren de gewrichten van de kakebeenen waarneembaar, welker kauwspieren eene onmetelijke kracht moesten bezitten. Men heeft berekend, wat berekent men toch al niet? dat de drukking, door de bovenkaak tegen de onderkaak van een gewonen krokodil veroorzaakt, gelijkstaat met eene drukking van vier honderd atmosferen. Die van een grooten jachthond staat gelijk met honderd atmosferen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek