United States or New Caledonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De bovenkop is aschgrauw, de rug bruinachtig grijs, de teugel grijszwartachtig, de onderzijde wit, aan de zijden van de borst met een geelachtig rood waas; de olijfbruine vleugel- en staartvederen zijn aan de buitenzijde met een smallen, vaalbruinen, die van den vleugel bovendien aan de binnenzijde met een witachtigen zoom voorzien; de buitenste staartpen is aan de buitenzijde, zijn eindhelft ook aan de binnenzijde wit.

De rug, de mantel en de bovendekveeren van den vleugel hebben een olijfbruine met groenen weerschijn. Totale lengte 50, staartlengte 20 cM. De hoofdkleur van zijn kleed is olijfgroen.

En eene overeenkomst met het karakter der Mooren, met hun hartstochtelijk en wraakzuchtig temperament, dat ook het Spaansche volks-karakter uitmaakt, laat zich, zooals de Italiaan Mariotti zegt, gemakkelijk bij de Italiaansche eiland-bewoners waarnemen, even als ook hunne olijfbruine huidkleur, en hun bleek gelaat aan de Pheniciërs, Karthagers en Saracenen herinneren.

De donker olijfbruine slagpennen hebben een groene buitenvlag; de vier middelste staartpennen zijn donkergroen, de overige olijfgeel: gene met smalle, gele, deze op de binnenvlag met zwarte, op de buitenvlag met breedere, groene dwarsbanden geteekend. Een smalle voorhoofdsrand is menierood. De oogen, de snavel en de pooten zijn bruin.

Het geheele nest wordt van boven, op een zijdelingsche opening na, met een dak van doornen en droge rijsjes voorzien, dat wel doorzichtig is, maar den broedenden Vogel toch volkomen tegen mogelijke aanvallen van Roofvogels beveiligt. Het broedsel bestaat uit 7 of 8 eieren, die op groenachtigen grond met olijfbruine streepjes en vlekjes bedekt zijn.

Voor den Boschruiter, die volgens mijne ervaringen nog meer boomvogel is dan zijn naaste verwant, geldt misschien hetzelfde; voor zoover mij bekend is, zijn van deze soort echter nog geen nesten op boomen gevonden. Bij ons maakt hij zijn nest nog steeds op den grond en legt daarin vier bleek olijfgroene, met groote, olijfbruine vlekken en paarsachtige stipjes bedekte, tolvormige eieren.

Terwijl deze in ons land vooral aan met riet begroeide oevers van meren of andere uitgestrekte wateren aangetroffen wordt, is gene met kleinere plassen en sloten tevreden en daarom meer algemeen verbreid. De eieren zijn op groenachtig of grijsachtig witten grond meer of minder dicht bezet met olijfgrijze of olijfbruine, ook wel met aschgrauwe vlekken.

Tot bevordering van de spijsvertering dienen de tevens ingeslikte, grove zandkorrels. In het einde van April vindt men in een kuiltje in 't zand, 3 of 4 eieren; deze zijn ongeveer zoo groot als hoendereieren en op bruin groenachtig-gelen grond met grijze stippen en olijfbruine vlekjes en schrapjes geteekend. Het wijfje broedt, het mannetje houdt bij het nest de wacht.

Het wijfje broedt op 5 of 6 eieren, die, wat grootte en kleur betreft, verschillen kunnen. Zij zijn langwerpig, soms eenigszins buikig of zelfs rondachtig, op geelachtigen, groenachtig grijsgelen, lichtgelen of vleeschroodachtig gelen grond met aschgrauwe, olijfbruine, bloedroode en roodbruine vlekken geteekend.

De snavel is groengeel; bij de volwassen Vogels heeft de voorhoofdsplaat een fraaie, hoogroode kleur. De lichtgroene voet heeft boven het spronggewricht een rooden band. Totale lengte 31, staartlengte 6 cM. De jongen hebben een valere, meer olijfbruine kleur, wit gemarmerde onderdeelen en grijsbruine oogen.