Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Uitvoeringsrecht op muziekwerken bestaat in het geheel niet. Deze laatste omstandigheid zou op zich zelve al een reden kunnen zijn om ons land krachtens art. 25 Conventie 1908 de toetreding tot het Verbond te ontzeggen.
De meest gewone vorm van exploitatie van geschriften en muziekwerken is die door middel van den druk; het uitsluitend recht dat hierop betrekking heeft is ook het eerst van alle auteursrechtelijke bevoegdheden erkend; ik behoef er slechts aan te herinneren, dat de uitvinding der boekdrukkunst de directe aanleiding is geweest voor het ontstaan van het auteursrecht.
Voor tooneel- en muziekwerken bestaat echter geen afzonderlijke regeling, hoewel er alle reden bestond, de op- of uitvoering hiervan in dit opzicht met het uitspreken eener voordracht gelijk te stellen. De plaats der eerste op- en of uitvoering is dus ten aanzien der toepasselijkheid onzer wet van geene beteekenis.
Bestaat er dus eene nauwe verwantschap tusschen muziekwerken en geschriften, aan den anderen kant vallen kenmerkende verschilpunten aan te wijzen. Wat de muziek vooral van de woordtaal onderscheidt, is dat zij het symbolisch karakter van deze laatste mist.
Dat onze tegenwoordige wetgeving aan deze eischen niet voldoet, is hierboven reeds meer dan eens opgemerkt. De belangrijkste leemte is wel het ontbreken van auteursrecht op werken van beeldende kunst en van uitvoeringsrecht van muziekwerken.
Behalve de eigenlijke geschriften konden ook andere werken van de bescherming der privilegiën genieten: muziekwerken, kaarten en ook werken van beeldende kunst. De muziekdruk werd in ons land, vooral einde zeventiende en begin achttiende eeuw, op uitgebreide schaal beoefend, zoodat zelfs Amsterdam een centrum van den wereld-muziekhandel was .
Het eigenaardige van deze werken bestaat hierin, dat zij door eene samenwerking van woord- en toonkunst ontstaan zijn; zij zijn geen geschriften en evenmin muziekwerken, doch tekst en muziek behooren bij elkander en vormen één geheel.
Om aan deze wijze van "exploitatie", waarbij natuurlijk ook de belangen der componisten werden geschaad, een einde te maken, werd in de wet van 10 Augustus 1882, gewoonlijk genoemd de Wall Act, bepaald, dat de auteur slechts dan zich tegen de uitvoering zijner muziekwerken kan verzetten, wanneer hij op elk exemplaar een voorbehoud van zijn recht heeft laten drukken .
Op de Conferentie van Berlijn heeft men de bepaling overeenkomstig den in Parijs uitgesproken wensch kunnen wijzigen. Artikel 11 Conventie 1908 stelt dus het uitvoeringsrecht van muziekwerken op ééne lijn met het opvoeringsrecht van tooneelstukken en dramatisch-muzikale werken. Op dit ééne punt wijkt het van de oude bepaling der Conventie 1886 af.
Ongetwijfeld behoort het uitvoeringsrecht van muziekwerken tot "de rechten, die het onderwerp dezer Overeenkomst uitmaken"; het ontbreekt ook in geen der wetgevingen van de tot op heden toegetreden staten; en al wegen de belangen hier niet zoo zwaar als die b.v. bij het auteursrecht op werken van beeldende kunst zijn betrokken, zonder beteekenis zijn zij niet, vooral ten aanzien van een land als het onze, waar veel muziek van buitenlandsche componisten ten gehoore wordt gebracht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek