United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Zóó dus had die vrouw in hare stille afzondering datgene gevonden, wat aan vele dier drokke wereldlingen, die haar uit den slottuin aanstaarden als ware zij een levend fossiel, wellicht nog niet toebedacht was: eene roeping, die haar heure eenzaamheid bevolkte met de schepselen der herinnering en der phantasie. »Achttien jaren was zij onafgebroken met dit naaldwerk bezig.

IJsbrant-baas heeft drokke nering; Schoon een man van luttel praats, Lokt zijn huis schier alle maats, Wordt hij rijk van hun vertering. Vraagt ge: waar komt dit bij toe? Ga eens naar de Bonte Koe. Frisscher krans hangt nergens buiten Dan zijn groene wingerdtak; Maar zoo daar zijn roem in stak, Mogt bij op zijn duim wel fluiten, De eene quant riep d' aêr niet toe: Gaat ge meê ter Bonte Koe?

Hier voor 't minst kende hem niemand, en zou niemand hem op het gelaat lezen wat razernij er ziedde in zijn binnenste. Hij liep straat in, straat uit. Het drokke gewemel en de lichtglans der winkels deden hem goed; zij verstrooiden hem, meende hij; althans zij hielpen hem in eene soort van roes, in welke hij zichzelven en zijne bitterheid minder voelde.

Deze knaap bevond zich nergens liever dan op de straat. Voor hem waren de straatsteenen minder hard dan het hart zijner moeder. Zijn ouders hadden hem ruw in de wereld geworpen. En hij was eenvoudig zijn weg gegaan. 't Was een drokke, bleeke, vlugge, snuggere, grappige knaap met levendig, maar ziekelijk voorkomen.

In de zee zag ik een enkel visschersschuitje; anders was het in deze, in vredestijd zoo drokke, zeehaven dood stil.