Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 mei 2025
Wel neemt hij den schijn aan van zachtaardig en tam te zijn; vooral gedurende den bronsttijd is hij echter nooit geheel te vertrouwen.
Het volgt nu de moeder overal heen en "drukt zich" onmiddellijk in het hooge gras, zoodra deze "gewag maakt," d.w.z. een kreet van schrik laat hooren of met de voorpooten snel en krachtig op den grond stampt. Het kalf zuigt tot aan den volgende bronsttijd en wordt van zijn jeugd af door de moeder onderricht in de keuze van het voor hen geschikte voedsel."
In den zomer voedt het wilde Rendier zich met saprijke Alpenkruiden, vooral met de bladen en bloemen van sneeuwranonkels, rendierzuring, boterbloemen, zwenkgrassen enz., gedurende den winter met korstmossen. In Noorwegen vangt de bronsttijd van het Rendier tegen het einde van September aan. In het midden van April worden de jongen geboren; de drachtigheid duurt dus 30 weken.
In den winter keert het Hert van de bergen naar lagere landstreken terug, in den zomer stijgt het tot de hoogste toppen van de Middelgebergten; over 't algemeen echter blijft het, zoolang het ongestoord leven kan, aan zijn woonplaats getrouw; alleen in den bronsttijd of bij het "opzetten" van de nieuwe geweien of eindelijk bij gebrek aan voedsel verlaat het vrijwillig zijn oorspronkelijk gebied.
Hier te lande valt de bronsttijd van den Ezel in de laatste lente- en de eerste zomermaanden; in het zuiden duurt hij ongeveer het geheele jaar door. De hengst verklaart aan de Ezelin zijn liefde met het welbekende, oorverscheurende "I-a, I-a," en laat op deze langgerekte, vijf-
De bronsttijd van den Poolvos valt in de maanden April en Mei. Omstreeks het midden of het einde van Juni werpt het wijfje in een hol of in een rotsspleet 9 of 10, soms zelfs 12 jongen. Bij voorkeur graven de moervossen hun hol boven op een berg of aan den rand er van.
Bij de voederplaatsen worden de Edelherten dikwijls merkwaardig tam. Anders is het gesteld, wanneer het Hert in een nauwe ruimte opgesloten wordt, of wanneer de bronsttijd aangevangen is. In deze beide omstandigheden wordt het dier dikwijls door de geringste kleinigheid tot toorn vervoerd en valt ook de menschen aan.
Dit is nog wel eenigszins het geval in de "half-wilde" stoeterijen, waar, evenals in de Zuid-Amerikaansche Llanos, in den bronsttijd aan elken hengst een bepaald aantal merries worden toebedeeld, of waar, zooals in vele Oost-Europeesche landen geschied, de Paarden wel van de lente tot den herfst in vrijheid leven, maar 's winters in stallen gehouden worden.
Als het Bisamzwijn vóór zijn dood lang nagejaagd is, verkrijgt het vleesch de reuk van rugklier, wanneer men deze niet onmiddellijk na den dood wegsnijdt; in andere gevallen kan men, buiten den bronsttijd althans, het vleesch van het gedoode dier in de huid laten besterven, zonder dat het een onaangenamen reuk verkrijgt.
De afgekrabde wol, die op de kampplaatsen verspreid ligt, is voor den jager een teeken, dat de bronsttijd werkelijk aangevangen is; in jaren met buitengewoon zacht weer zal iedere dierenvriend zich wel wachten na dit tijdstip nog op de hazenjacht te gaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek