Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juli 2025


De dichte, zachte en glanzige beharing bestaat uit tamelijk lange, stijve bovenharen en korte, fijne wolharen, die aan het benedeneinde roodachtig grijs, aan de spits licht roodachtig geel gekleurd zijn. Op de bovenlip staan 4 rijen snorharen; bovendien zijn er nog eenige borstelharen onder de ooghoeken, onder de kin en aan de keel. In den winter is de algemeene kleur donkerder dan in den zomer.

De betrekkelijk dikke bovenharen nemen bij de kin te beginnen naar onderen in lengte toe en vormen op de borst manen, die bijna den grond raken; aan beide zijden hangen zij tot op de hoeven naar beneden. Ook bedekken zij in grooten overvloed de schoft, waardoor een kussenvormig zadel ontstaat, dat achter de hoornen begint, den hals aan weerszijden bedekt en zelfs de ooren omhult.

Het overal zeer gelijkmatige haarkleed bestaat uit dicht bijeengeplaatste, golvende bovenharen en fijn, kort wolhaar.

De dikke, breede kop, die wegens de groote ooren nog breeder schijnt, de kleine, eenigszins uitpuilende, starende, beweginglooze, maar vurige oogen, die een veel kleiner pupil hebben dan de oogen van den Nachtaap, de mond, die werkelijk eenigszins gelijkt op een papegaaien-snavel, de aanzienlijke grootte van het lichaam en de lange staart, die, evenals het geheele lichaam, met dun gezaaide, maar lange, stijve, bijna borstelachtige bovenharen bezet is, en de zoo merkwaardige handen eindelijk, waarvan de middelvinger er uitziet, alsof hij uitgedroogd is: al deze kenmerken te zamen genomen verschaffen het dier zulk een eigenaardig voorkomen, dat men onwillekeurig zich het hoofd breekt met vruchtelooze pogingen om een schepsel te vinden, dat aan dit dier verwant is.

De lange, vlokkige, overvloedige en dichte beharing bestaat uit korte wol en sluike, glanzige, zachte, bijna wollige bovenharen, die aan den kop, den hals en den rug het kortst, aan 't achterdeel, de buik en de pooten het langst zijn; ook de zolen zijn er mede bekleed. Op de lippen en boven de oogen bevinden zich een gering aantal borstelige haren; aan de oogleden ontbreken de wimpers.

De korte, buitengewoon fijne, weinig gekroesde, zachte, donsachtige wol wordt bedekt door lange, stijve, fijne en sluike bovenharen; alleen het aangezicht en de ooren zijn kort behaard. De kleur is verschillend. Gewoonlijk zijn de zijden van den kop, de staart en de overige deelen van den romp zilverwit of licht geelachtig.

Zijn vleesch wordt niet slechts door de oorspronkelijke bewoners van Amerika en door de negers, maar ook door de blanken gegeten, en zijn vel brengt een goeden prijs op; pelswerk van Waschberen is een zeer gezocht artikel. Van de bovenharen maakt men goede penseelen, van het wolhaar vilt voor hoeden, de geheele staart wordt als "boa" gebruikt.

De voeten gelijken op die van den Bunzing, maar alle teenen zijn, zooals reeds gezegd is, door vliezen met elkander verbonden. De glanzige vacht bestaat uit dichte en glad aanliggende, korte, vrij harde bovenharen van bruine kleur, waartusschen en waaronder het grijsachtige, zeer dichte wolhaar zich bevindt.

De vacht bestaat uit fijne, korte, dicht bijeengeplaatste wolharen, waaraan men de drie overlangsche strepen van de rugzijde van den romp het best kan waarnemen, en uit lange, droge, harde, eenigszins gladde, op hooi gelijkende bovenharen. De vacht is bleek roodachtig aschgrauw op de bovendeelen, zilvergrijs op den buik; de klauwen zijn geelachtig of bruinachtig geel.

Het gewone tamme Konijn onderscheidt zich van het wilde door forscheren lichaamsbouw en andere kleuren (grijs, haaskleurig, rood, geelbruin, licht leikleurig, zwart, wit gevlekt op al de genoemde kleuren, wit). Effen zwarte Konijnen zijn zeer zeldzaam; de geheel witte (albino's) hebben roode oogen. De meest in 't oogloopende kleurverscheidenheden zijn: Het Zilvergrijze of Chinchilla-Konijn, zoo groot als het gewone tamme Konijn en even geschikt voor de vleeschvorming als dit; zijn vel wordt echter door de bontwerkers hooger geschat en veel gebruikt. Het wolhaar is leikleurig, het bovenhaar deels zwart, deels wit; als de witte bovenharen de overhand hebben, is de vacht zilvergrijs, in 't tegenovergestelde geval glanzig donkerblauwgrijs; allerlei overgangen tusschen deze beide uitersten komen voor. Bij alle heeft echter het geheele vel van den neus tot den staart, dezelfde gelijkmatige tint. De jongen zijn aanvankelijk zwart; als zij 3 maanden oud zijn, begint de kleurverandering, die afgeloopen is, als het dier den leeftijd van 6

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek