Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 september 2025


In hoever deze geschiktheid te allen tijde door haar als een voorrecht moet worden beschouwd, behoeft hier niet te worden onderzocht. Is het bevruchte ei in de baarmoeder gekomen, dan zet het zich daar aan den wand vast en in het lichaam der vrouw vangt een opeenvolging van nieuwe veranderingen aan. De vrouw verkeert dan in zwangeren toestand.

De moederkoek is een sponsachtig weeke, platte schijf, die grootendeels uit bloedvaten is opgebouwd. Zij zit aan den wand der baarmoeder vast en is door een lange streng met de vrucht verbonden. Deze streng, de navelstreng, is ongeveer een vinger dik en een halven meter lang en bestaat nagenoeg alleen uit bloedvaten.

De baarmoeder neemt enorm in omvang en dikte toe, zoowel door de ontwikkeling van nieuwe spiervezels, als door verlenging der bestaande. De spiervezels worden ongeveer elf maal langer en de spierbundels drie tot vijf maal dikker. Ook de bloedvaten worden langer en wijder en nemen in aantal toe.

Door deze sterke spierontwikkeling wordt de baarmoeder wijd genoeg om het bevruchte ei te herbergen, tot het zijn volle ontwikkeling heeft bereikt en krachtig genoeg om later de voldragen vrucht uit te drijven. Door de groote uitzetting der bloedvaten kan de bloedtoevoer genoegzaam vermeerderen om ook de voeding van de baarmoeder in dit tijdperk voldoende te doen zijn.

Bij deze aanraking, de bevruchting, dringt de spermatozoön het ei binnen. In den regel geschiedt dit in den eileider; de mogelijkheid is echter niet buitengesloten, dat de bevruchting soms plaats vindt, wanneer het ei den eierstok nog niet verlaten heeft, of wanneer het ei reeds in het bovenste gedeelte van de baarmoeder aangekomen is.

Op het einde van de 40e week drijft de moeder de vrucht uit de baarmoederholte door het halskanaal van de baarmoeder en door de scheede naar buiten. De uitdrijving, de baring, komt tot stand door samenwerking van twee verschillende krachten.

Dit orgaan, Plaat V No. 58, is een holle spier, van peervormige gedaante, aan de voor- en achterzijde een weinig afgeplat. De baarmoeder ligt in het kleine bekken tusschen den endeldarm en de pisblaas. Het vormt een fleschvormig driehoekig kanaal, dat van boven het wijdst is. Na bevallingen krijgt deze opening vele inscheuringen en wordt onregelmatig van vorm.

Daardoor voert dit netwerk van vaten in zulke gevallen een groote hoeveelheid bloed aan de baarmoeder toe. Tot het vaatstelsel behooren ook de lymphvaten of watervaten. Om zich hiervan een juiste voorstelling te vormen, bedenke men, dat de capillairvaten in weefselspleten liggen en daarin voedingsvocht voor de weefsels afgeven.

Van buiten is de baarmoeder grootendeels bedekt door het buikvlies, dat met den uteruswand vergroeid is.

Van binnen is de wand geheel bekleed met slijmvlies, dat in de holte van het lichaam volkomen glad is, doch in het halskanaal vele plooien vormt. Bij den uitwendigen baarmoedermond eindigt dit slijmvlies en gaat daar in het slijmvlies der scheede over. Het slijmvlies van de baarmoeder scheidt een taai, helder slijm af. De ligging van de baarmoeder is van zeer vele invloeden afhankelijk.

Woord Van De Dag

weledl

Anderen Op Zoek