United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Of lokten het jonge bloed de landen, waar het leven niet vloeide, grauw en eentonig bekneld binnen de enge wanden van traditie en tucht, maar glinsterend dartelde tusschen lachende weien of schuimend en ziedend vervaarlijke sprongen nam? Daar was jolijt niet verboden als zonde en het minnekozen niet en de voeten sierlijk bewegen op de maat van de vedel. Zoete bloemen van levensgenot geurden daar.

De weien waren leeg, de wind rimpelde de rivier; ginder hing er lang gras over neer, als 't haar van drijvende lijken. Tot 's avonds bedwong ze zich heel moedig, maar eenmaal in haar kamer, wierp ze zich plat voorover met het gezicht in het kussen, de vuisten tegen de slapen, en liet ze haar smart den vrijen loop.

Wanneer, na langen marsch, de krijgsman uit wil blazen, dan kijkt hij achterom, en suffig, om zich heen: Hij kent de weiën niet, waar vreemde koeien grazen, en zet zich zuchtend op een nooit-gezienen steen.

Een zoldervenstertje op de tweede verdieping verlichtte de kamer van Félicité, die uitzicht had op de weien. Heel vroeg stond ze op, om de mis niet te verzuimen, en ze werkte tot 's avonds zonder ophouden; dan, als het maal was afgeloopen, het vaatwerk opgeruimd, de deur goed gesloten, dekte ze het houtvuur met asch en dutte ze in voor den haard, den rozenkrans in de hand.

Waar natuur langs beemd en weien Milde giften lachend strooit, En gezonde maagdenreien Met den blos der onschuld tooit: Waar eenvoudigheid van zeden, Als een godheid aangebeden, Outer en kapel bezat.

Tusschen weien groen en welig Staan geboomten vroeg ontbloeid, Blanke dropp'len op 't fluweelig Gras zijn, met den dag, ontgloeid; Zachter gaan hier menscheschreden Als in een betooverd Eden, Waar voor de' allereerste maal Langs de bladeren komt gegleden Daagraads klare morgenstraal.

Maar ze was nu blind, ze kuste hem op den kop en hield hem tegen haar wang. Toen nam vrouw Simon hem weer terug, om hem op 't altaartje te zetten. Uit de weien woei de zomergeur aan; vliegen gonsden; de zon overglansde de rivier en blakerde de leien. Vrouw Simon was teruggekomen en viel zachtjes in slaap. Klokgelui maakte haar wakker; de vespers waren uit. Félicité kwam weer bij.

Er staat één huis op het eiland; omlaag tusschen de weien staat het aan den voet der boomgaarden, aan den ingang van een laan van reuzen- populieren, dik met klimop begroeid, die voert naar den zandigen oever. De rentmeester woont er met zijn gezin, heden nog, evenals toen Rousseau er voor bijna honderd-vijftig jaar neerstreek, een moegestreden overwonneling.

Het was een Zondag, populieren suisden Als verre zeeën boven ons, De weien droegen 't wuivend dons Van duizend duizend witbepluisde Zilveren zaden; 't blauw verschiet Week duist'rend, achter 't hooge riet.

Wie zijn hart in boei geslagen Leeft het korte leven door Klaagt aan 't einde zijner dagen Om de vreugd, die hij verloor." En ik zag maar steels bezijen, Waar een jong gelaat bewoog, Heerlijk blank voor 't groen der weien, Pracht van jeugd in 't stralend oog. Ronde hoed op blonde haren, Oogen groen en lippen rood, Die ze, docht me, niet zou sparen Als ik haar míjn lippen bood.