United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !
Zoo stijg in, valiante ridder, noodde Morgueine; en ik zal u voeren naar mijne Valleie, die is vol jolijt en solaes van riveel en amoers! Morgueine, wederstreefde Gawein.
Didoneel! Menig jaar hebt gij ons gediend, met Mordret. Nu zult gij het loon wel ontvangen. Wij zullen, wen wij uw ziele hebben, haar steken en slaan en harde pijne doen! Wij zullen spelen met uwe ziele! Wij zullen daar mede sollen als met een bal en uwe ziele werpen van de' een naar d'aâr! Didoneel! Didoneel! Geef ons uwe ziele, dat wij er ons jolijt mede drijven en riveel naar onzen aard!
Wat anders dan romantiek is de laffe verwaarloozing van alle natuurlijke en maatschappelijke complicaties der liefde, de bemanteling van al het leugenachtige, het zelfzuchtige en het tragische in het geslachtsleven met den schoonen schijn van een ongestoord jolijt?
Groot was de vreugde van Laudine, toen zij haren echtgenoot ongedeerd terugzag en met luide welkomstkreten werd onze held door zijne ridders en onderhoorigen begroet. Hoe Iwein met zijne vroegere vrienden aan het hof terugkeert en hoe hij langzamerhand zijne jonge vrouw vergeet. Nu brak er een tijd van blijdschap en jolijt aan.
Ja... ja, zeker... Volgeerne zal ik u morgen mijn tooverwagen zenden, die van zelve gaat, zonder peerdegespan en gij zult zekerlijk er meerder jolijt mede drijven op de gladde wegen, die uw slot omgeven aan den zoom van de zee, dan ik, die midden in deze foreesten van Logres toch geen nut van mijn schoonen wagen heb!
Ysabele droomde, dat zij wandelde met den jongen ridder, wien zij op het laatste tornooi hare losse, lange mouw had gereikt, opdat hij te harer eere zoude josteeren tegen de andere ridders en die hij aan den helm had bevestigd.... Dat zij wandelden, in zoet jolijt ende solaes van amoers, als de koninginne Guenever en Lancelot, van wie zij gelezen hadden, waren gewoon.... Over de wallen van het kasteel, door de vergieren, in de zalen; zelfs, dat zij samen waren in de kemenade, zaten in de vensterbank, tusschen de vazen met bloemkens, lazen in het zelfde boek: den Roman van Alexander, den Roman van de Helden van Troje, den Roman van Lancelot zelven, dien de clerken juist dichtten in deze dagen....
Hij legde 'n paar beuken blokken op den haard, die knetterend vlam vatten, en 'n lekkeren geur gaven in de kamer. De gloed speelde over Go's luisterend gezicht, en hij voelde zich getroffen door de veilige stilte van de kamer met de dikke, gesloten gordijnen, en de ouderwetsche deur; de welbekende stad van jolijt en onvoldaanheid scheen hier iets verafs, 'n akelig fantoom, en, zonder zich rekenschap te geven, wáárom hij tegen dit kind open wilde spreken, was 't wezenlijk 'n behoefte zich te uiten, of slechts 'n nieuwe, om haar onverwachtheid te aantrekkelijker pose , begon hij met z'n zachte, moeë stem: "Jullie meisjes kunnen je zoo heelemaal geen voorstelling maken, hoe wij eigenlijk zijn, als we ons niet in bedwang houden. Ik geloof, dat jullie altijd precies eender bent, of er jongens bij zijn, of dat je onder elkaar praat. En daarom denken jullie dat natuurlijk ook van ons;.... maar 't is zoo anders, we hebben eenvoudig 'n ander vocabularium, als we onder elkaar zijn; op de kroeg wordt bijna geen gesprek gevoerd, waar 'n meisje naar zou kunnen luisteren; ik begrijp niet, hoe lui als De Veer, die dat toch allemaal weten, over de mogelijkheid kunnen spreken, dat de clubs nog 's zouden samensmelten.... Het is 'n eeuwen ingeroest kwaad; en wie d
En op een zoeten Meie-morgen de Wereldoorlog zou weldra gedaan zijn; Wereldoorlogen duurden niet langer dan één enkelen winter sprak zoete Guenever zoete Ysabele aan: Mijne wellieve vorstinne en vriendinne, zoudt gij mij, in afwachting onzer wiganten en zegevierende Koningen, jolijt willen doen?
Was hij hier gisteren? riep heftig Lancelot, om te weten. Dezen dag nog? riep Gwinebant na. Niet gisteren.... En niet dezen dage, zeiden de zusters. Maar een jaar her.... zei Ydeleine. Ja, een jaar her, zei Belleflore. Hij kwam en was moede des dwalens en rustte uit en hij at met ons en wij dreven jolijt.... Wij festoyierden te zamen en hij was zoo hoofsch....
Gawein, lieve Gawein, ziet gij dan niet, dat ik krank ben van mijne onkunde geworden, dat ik in troostelooze moede ben, trots al mijn hof, dat jolijt drijft om mij rond, om mij vergeten te doen? Gawein, lace Gawein, ziet gij dan niet, dat de oude Koning Mirakel sterft, omdat de nieuwe mirakelen door de geluchten zweven en wij, o wacharme, hen niet en weten?