United States or Jordan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat heeft dit hart te vreezen, Daar 't graf nog open staat en God ontferming biedt? Maar neem, ô neem mijn ziel die dierbre toevlucht niet. Neen, de Almacht heeft voor ons, in Adams doem verstoten, Voor 't kroost van onzen schoot, uw Eden toegesloten; Wij erfden vloek van hem, ellende, en ramp, en graf, Niets hoogers: maar één hoop, één uitzicht bij die straf.

Al dra vond ik deze plaats 't zij by sommige Kerkvaderen 't zij by Rabbijnen verstaan van onsterfelijk kroost van onzen eersten Vader, door hem, vóór zijn jammerlijken afval, in Eden geteeld; en het denkbeeld dat dezen als Erfgenamen van den zaligen lusthof door de uitgebannene Aartsouders verbeurd, aan hun Nageslacht deel in die zaligheid wenschten, kwam mij eene even natuurlijke onderstelling voor, als een poging van deze Geweldigen zelven, zoo fier op hunne Vaderlijke afkomst als op hun meerderheid van krachten en moed, om het ook voor hun gesloten Paradijs te herwinnen.

Dit vorstelijk eiland werd onlangs bijna geheel aan de Vereenigde Staten aangeboden als een vrije gift, maar het Congres bedankte voor dit aanbod. Op den avond van den 6en December kwam Columbus, dicht bij het westelijk deel van dit eiland, in een haven, die hij St. Nikolaas noemde, en zij draagt dien naam nog. De landstreek was een Eden gelijk.

Ach, had des Hoogsten gunst u daar toe uitgelezen, Om Heiland van Elpine, en haar Gemaal te wezen!" Ik zweere 't by uw schoon, by mijne onbluschbre vlam: ik voere u 't Eden in, dat Hij uw' oudren nam. Het kroost der Englen zal met dat der stervelingen Niet wriemlen over de aard met eeuwig handenwringen.

Zelfzuchtiger, zoo men wil, doch niet minder warm of welgemeend, is zijne hulde aan de kloostercel als studeerkamer, waar slechts boeken en nogmaals boeken gevonden worden ja, maar die onder het lezen den jongen wijze in een paradijs verkeert, een hof van Eden.

Zoo lang de nieuwe Planter zyne omheining nog niet geëindigd heeft, zyne uitwatering bepaald, en de gebouwen voor hem en zyne Negers opgerigt, is hy gehuisvest by zyn buurman, die zig daar toe des te gemakkelyker leent, om dat de nieuw aankomende door zyne omheining, en het hakken van zyn hout, de uitwerking der zoele winden vermeerdert, de insecten doet verdwynen, en hem ontlast van de zorgen der bedykingen, zoo aan de kanten, als in 't midden, in den tyd der zwaare regenbuien: op die wyze zyn in korte jaaren deeze moerassen, waar aan men te recht den naam van woesten klomp zoude kunnen geven, in eenen Hof van Eden veranderd en hervormd.

En met deze opvatting der vrouw als dogma vooropgesteld, kan de man zich nog altijd boven de vrouw verheven wanen, want nog iederen dag, elk uur worden er Adam's en Eva's geboren, die door de "zwakheid" van den man tegenover de "verleiding" der vrouw een tastbaar Eden veroveren of een gedroomd paradijs verliezen.

Het is hier de plaats om natuur en cultuur, om Eden en den boom der kennis te verzoenen, en het ons duidelijk te maken, hoe wij weer tot natuur kunnen komen zonder op vier pooten te gaan loepen. Wat er strijdigs is, valt gemakkelijk op te lossen. De menschheid heeft haar tijd nog niet volbracht, zij is in een toestand van wording en ontwikkeling.

Deze daad die bezongen moest worden, was de aanval door het menschdom ondernomen ter herovering van Eden, onder voorleiding der Reuzen, gesproten uit sterfelijke menschendochters en onsterfelijke, in het Paradijs geteelde, menschenzonen, met bovenaardsche lichamen omkleede geesten; die, als kinderen van Adam vóór zijn val geteeld, in Eden achtergebleven waren; doch later, om hun verboden omgang met de dochters van het gevallen menschenras, insgelijks uit den zaligen hof verbannen werden, en zich als goden in het luchtruim bewogen.

Ouderdoms ijzge holen varen Voorbij we, en ruwe donkre baren: Volwassenheid; en de effen zee der Jeugd, Glimlachend maar bedrieglijk; langs den spiegel Der Kindsheid vlieden wij, vol schaûw-gewiegel, Door Dood, Geboorte, naar volmaakter vreugd: Daar welven zich prieelen tot een Eden, Verlicht door bloemen starend naar beneden, En waterpaden die zich windend spoên Door wildernissen kalm en groen, Bevolkt door wezens, al te stralend klaar Om aan te zien, onverontrust, bijna als gij voorwaar Die schrijden op de zee, en zingen wonderbaar!