United States or Cambodia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ponine en Zelma willen niet, dat ik met haar poppen speel. Ik heb niets dan een klein blikken sabeltje, niet langer dan zoo." Het kind wees haar pink. "Dat niet snijdt?" "Ja, zeker, mijnheer," zei het kind, "het snijdt salade en vliegenkoppen." Zij kwamen aan het dorp; Cosette voerde den vreemdeling door de straten.

Toen liet zij het gebakerd sabeltje vallen, dat haar slechts ten halve voldeed, en liet haar oogen langzaam door de zaal gaan. Vrouw Thénardier sprak zacht met haar man, en telde geld, Ponine en Zelma speelden met de kat, de reizigers aten of dronken of zongen, geen blik was op haar gericht. Zij had geen oogenblik te verliezen.

Uit een doosje achter zich had zij eenige oude lapjes en haar klein blikken sabeltje genomen. Eponine en Azelma letten volstrekt niet op 't geen gebeurde. Zij hadden een gewichtige onderneming volbracht, zij hadden zich van de kat meester gemaakt. Zij wierpen de pop op den vloer.

Het eerste kind is een voortzetting der laatste pop. Een meisje zonder pop is schier even ongelukkig en even onvolkomen als een vrouw zonder kinderen. Cosette had dus een pop van haar sabeltje gemaakt. Vrouw Thénardier was den "bruinen man" genaderd. Zij dacht: mijn man heeft gelijk, 't is misschien mijnheer Laffitte. Er zijn zulke zonderlinge rijken!

En dat ze je-n-onder de pomp had gezet... Dit klonk minder onzinnig. Onder de pomp was-i geweest, inderdaad en... terdege! Maar wat er nu volgde, maakte Wouter weer kriegel. ...en heelemaal naakt had uitgekleed... as 'n wurm. En dat ik niet moest binnengaan, omdat ze niet wist of je-n-al je kleertjes áánhad. Waar is je sabeltje?

Terwijl Eponine en Azelma de kat inbakerden, had Cosette van haar kant het sabeltje ingebakerd. Toen zij hiermede gereed was, nam zij het op den arm, en zong zacht om het in slaap te sussen. De pop is een der dringendste behoeften en terzelfder tijd een der bekoorlijkste instincten van de vrouwelijke kindsheid.

Jesis-Maria, wat ben ik 'n gemeen schepsel! Zeg, jongeheer, ben je van je paard gevallen? Och, och, och, wat doe je-n-ook op zoo'n beest! En... waar is je skos-mussie? 't Stond je zoo aardig! En je sabeltje? 't Rinkelde zoo! En nu al dood... Jesis-Maria! En je kleertjes? Och, lieve god, hy is dood, en... van z'n paard gevallen! Ben je dood? Sietske! mompelde Wouter.

Ze hield het mutsjen op haar rug, als om te betuigen dat ze 't niet zou afgeven voor ze dat sabeltje zag. Wouter wist niet wat-i zeggen zou, en begon weer te twyfelen aan z'n verstand. Na eenig zwygen: Wie bèn je? En wie ben jy dan, jongeheer? Ben jy 't matroossie die van 't paard is gevallen? Je ziet er niet uit als 'n matroos, en ik geef je de muts niet! Vrouw Claus zou me...