United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Was in zulk een stil plekje binnen de barricade, dat Eponine gestorven was. Daar bleef Jean Valjean staan; hij legde Marius zacht op den grond, leunde tegen den muur en sloeg de oogen rondom zich. De toestand was vreeselijk. Slechts voor het oogenblik, misschien voor twee of drie minuten, was deze muur een wijkplaats; maar hoe dit bloedbad te ontkomen?

Zij ging niet alleen uit, en vrouw Toussaint zou, verwonderd over zulk een boodschap, stellig den brief aan mijnheer Fauchelevent hebben vertoond. In deze verlegenheid had Cosette door het hek heen Eponine gezien, die in manskleederen om den tuin zwierf. Cosette had "dien jongen werkman" geroepen, hem vijf francs en den brief gegeven, zeggende: "breng dien brief dadelijk aan het adres."

Ik herinner mij in de kathedraal van Straatsburg een uurwerk te hebben gezien, zoo hoog als een huis van drie verdiepingen, dat het uur aanwees, dat zoo vriendelijk was het uur aan te wijzen, maar er niet voor gemaakt scheen, en dat, als het middag of middernacht, of ieder ander uur, geslagen had, de maan en de starren, de aarde en de zee, de vogels, en de visschen, Phoebus en Phebé, en een menigte dingen, die uit een nis kwamen, de twaalf apostelen en keizer Karel V, en Eponine en Sabinus, en verscheiden vergulde mannetjes, die op den koop toe op de trompet bliezen, vertoonde.

Men onderscheidde in dien hoop dooden een bleek gelaat, loshangend haar, een doorschoten hand en een halfnaakte vrouwenborst. 't Was Eponine. Javert zag zijdelings naar deze doode en zeide zacht, met de grootste bedaardheid: "Mij dunkt, dat ik dit meisje ken." Toen wendde hij zich tot Jean Valjean.

"Mijn lieve Montparnasse," antwoordde Eponine heel zacht, "men moet de menschen vertrouwen. Ik ben misschien toch wel de dochter van mijn vader. Mijnheer Babet, mijnheer Gueulemer, men heeft mij gelast de zaak te onderzoeken." 't Verdient opmerking, dat Eponine geen dieventaal sprak. Sinds zij Marius kende, was haar deze leelijke taal onmogelijk geworden.

Thénardier poogde zich uit de armen van Eponine los te maken, en bromde: "Goed, goed. Ge hebt mij gekust. Ja, ik ben er uit. Ik ben er niet in. Maar ga nu." Eponine liet hem echter niet los en verdubbelde haar liefkoozingen. "Hoe hebt ge het toch aangelegd, vadertje? Ge moet wel heel slim zijn geweest om er uit te komen. Vertel het mij. En moeder? Waar is moeder?

Hij zag Mabeuf weder vallen, hij hoorde Gavroche te midden van het schrootvuur zingen, hij voelde het kille voorhoofd van Eponine op zijn lippen; al zijn vrienden Enjolras, Courfeyrac, Jean Prouvaire, Combeferre, Bossuet, Grantaire rezen voor zijn oogen op en verdwenen weder. Waren al deze geliefde, smartelijke, dappere, vroolijke of treurige wezens droomen? Hadden zij werkelijk bestaan?

Hij wist niet wat van Cosette was geworden; al het gebeurde in de Chanvreriestraat was als een nevel in zijn geheugen; onduidelijke schimmen zweefden voor zijn geest; Eponine, Gavroche, Mabeuf, het gezin Thénardier, al zijne akelig in den kruitdamp der barricade gehulde vrienden; de zonderlinge verschijning van den heer Fauchelevent in dat bloedig avontuur, kwam hem voor als een raadsel in een storm; hij begreep niets van zijn eigen leven; hij wist niet hoe en door wien hij gered was; niemand dergenen die hem omgaven wist het; al wat men hem had kunnen zeggen, was, dat hij des nachts in een huurrijtuig in de straat des Filles du Calvaire was teruggevoerd; het verledene, het tegenwoordige, alles was voor hem slechts nevel van een onduidelijk denkbeeld; maar in dien nevel was één vast punt, één juiste, duidelijke lijn, als in graniet, het besluit, den wil: Cosette weder te vinden.

Maar hij gevoelde, dat hij niet anders doen kon; nu hij zoo gemeenzaam met Cosette sprak, kon hij dit onmogelijk met Eponine doen. Wijl hij zweeg, riep zij: "Zeg eens...." Toen zweeg zij. Het scheen, dat thans de woorden ontbraken aan dit anders zoo onbeschroomde en stoutmoedige meisje. Zij wilde glimlachen, maar kon niet. Zij hernam: "Nu?" Toen zweeg zij weder en hield haar oogen nedergeslagen.

Het ongeluk van Thénardier veroorzaakte Magnons ongeluk. Op zekeren dag, korten tijd nadat Magnon aan Eponine het briefje betreffende de straat Plumet had overhandigd, werd onverhoeds door de politie in de straat Cloche Perce huiszoeking gedaan; Magnon werd gevat, insgelijks mamselle Miss, en al de bewoners van het huis, die verdacht waren, vielen in het net.