United States or Northern Mariana Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar hij, evenals de andere leden van zijn familie, een nachtdier is, begint zijn bedrijvigheid eerst, als de avondschemering invalt. Hij komt langzaam uit zijn woning te voorschijn, en beweegt zich op alle vier ledematen terwijl hij zijn voedsel zoekt, dat uit wortels, bladeren en zaden bestaat; zijn beweging verdient dan eer den naam van kruipen dan van loopen. Bijna iedere minuut gaat hij op de achterpooten staan luisteren, want hij is voortdurend hoogst onrustig. Wanneer hij niet eet, poetst hij zich, en wanneer hij zich niet poetst, toont hij zich bekommerd over zijn veiligheid. Somtijds laat hij een soort van geknor of geblaat hooren, waarschijnlijk om zijne metgezellen bijeen te roepen. Het voedsel brengt hij, evenals de Springmuizen, met de korte voorpooten naar den mond. Zoo langzaam hij voortschrijdt, wanneer hij op alle vier gaat, zoo snel is zijn uit schielijk opeenvolgende sprongen bestaande loopbeweging. Door het strekken van de lange achterpooten verheft hij zich boven den bodem en komt weer op de achterpooten terecht, zonder met de voorpooten, die tegen de borst aangedrukt blijven, den grond aan te raken. Gewoonlijk bedraagt de sprongwijdte 2

Het lijkt wel of het roeiriemen zijn! En wat zwaait hij met zijn armen! Het is of hij aanstonds op den hol zal gaan! Dat is een gekke vent! Zie je hem wel, Douwes?" "Och, jij met je geschreeuw, zwijg toch! Straks poetst die oppasser met zijn lederen helm en sabel op zijde, ons nog weg! Wat zeg jij er van, Huibert?" "Wat ik er van zeg? Dat er hier voor ons toch zooveel niet te zien is.

Aantrekkelijk is zij zoowel naar het lichaam als naar den geest door haar liefde voor de zindelijkheid; zonder ophouden belekt en poetst zij zich.

Ook is het de moeite waard, na te gaan hoe hij doet, als hij uitgaan wil en niet mag, hoe hij zijn meester te slim af tracht te zijn, bij hem langs tracht te sluipen, hoe hij zich houdt, alsof hij niet weg wil gaan, en plotseling, als men niet naar hem kijkt, de plaat poetst; hoe hij met een meer vosachtige dan hondachtige list bij den muur een poot optilt, alsof hij, om te maken dat men hem de deur laat uitgaan, van plan is daar zijn behoefte te doen.

Of misschien zijt gij het monsterachtige masker, dat de waarheid met een kunstmatigen schijn verbergt? .... Licht of verve, ik zie u, en ik ken u. Gij zijt een minzaam zusje en gij poetst, ter eere van eere, met het fluweel van uwe liefde het goud van uw hart.

Daarna begint het ademhalen merkbaar te worden; men bespeurt eenige bewegingen; de slaper gaapt en laat een rochelend geluid hooren, rekt zich uit, opent de oogen, waggelt rond, alsof hij beschonken is, tracht op zijne pooten te blijven staan, valt om, staat nogmaals op, schijnt in gedachten verzonken, en loopt eindelijk langzaam rond; als men hem iets eetbaars toewerpt, vreet hij het dadelijk op; hij poetst en strijkt zich de haren glad en is nu volkomen wakker.

Een Nachtaap kan nog wakker gemaakt worden, waggelt rond, kijkt verwonderd naar de hem onbekende wereld vol zonneschijn en warmte, luistert met belangstelling naar het gonzen van een Insect, lekt en poetst zich: de Aï-aï daarentegen schijnt overdag, als men hem met veel moeite wakker geschud heeft, volkomen bewusteloos te zijn.

De eigenaars van rondreizende menagerieën zijn reeds overal geweest met den eenen of anderen vertegenwoordiger van deze diergroep, en hebben hem aan 't publiek vertoond. Het dier trekt de aandacht door zijn lief en aardig voorkomen; het is zeer zindelijk; het poetst en likt zich aanhoudend.

Het Eekhorentje is buitengewoon zindelijk; het belekt en poetst zich voortdurend. Om deze reden is het zeer goed geschikt om in de kamer gehouden te worden. Voor dit doel worden de jongen uit het nest genomen, wanneer zij half volwassen zijn; men voedert ze met melk en wittebrood, totdat men ze noten en zaden kan geven.

Julien, mijn bediende, is de koning van het feest: hij is jong, welgemaakt en danst verrukkelijk: de schoonen van Frontera zijn op hem verzot en dingen om zijn gunst; wel eenigszins tot ergernis van Lucien, die hem niet uit het oog verliest, maar hem zijn geluk vergeeft: want, zegt hij, hij is zachtaardig, dienstvaardig, bescheiden en hij poetst onze laarzen beter dan iemand anders.