United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


Niet ver van den Zoeten Inval kwam ik Saartje tegen. Zij liep zeer haastig en met gebukten hoofde; en naderkomende, zag ik dat zij er uiterst verschrikt en ontdaan uitzag en bitter weende. "Wat scheelt er aan, Saartje?" "Ach!" riep zij uit, "laat mij schielijk voortgaan. Juffrouw Noiret ligt op sterven!"

"Ik heb van uw ongeluk gehoord, lieve juffrouw Noiret!" begon zij, met een zachte en hartdoordringende stem: "Ik kom eens met u schreien; gij weet dat ik ook geen moeder meer heb." Het valt lichter van eene weldadige ontroering, dan van eene groote en verpletterende smart te weenen. Suzette barstte in tranen uit, en kuste de handen der freule.

Suzette heeft oogenblikkelijk om moeder gezonden; en nu kom ik, gelukkig en wel, uit de kerk, en daar hoor ik dat de goede juffrouw Noiret misschien nu al dood is; zij is gelaten, zegt vader, en er is geen bloed gekomen, en de dokter heeft haar opgegeven. Wat zal de arme Suzette beginnen?" Zij snikte luid. Ik ging met haar naar het hofje.

"Juffrouw De Groot kon daartoe over haar beschikken: zij was er niets akelig van. Ook wist zij heel goed waar het doodgoed van juffrouw Noiret lag." Juffrouw De Groot beweerde evenwel dat het geen haast had; maar de Moeder van 't hofje stond er toch op, dat het vóór den nacht geschiedde. "Want het was maar om het bed, weetje!

"Ik wil uwe beteren voor ongelukken behoeden," hernam de ander. "Hoor hier: ik verklaar mij in de eerste plaats voor den beschermer van juffrouw Noiret. Naar haar zult gij geen vinger meer uitsteken. Haar zult gij nooit, niet één enkel woord, meer toespreken, zelfs niet groeten.

Wij traden het huisje van juffrouw Noiret binnen. Door een klein portaaltje, met platte roode steenen geplaveid, kwamen wij in het eenige vertrek, dat hare woning, en die van eene lange reeks van oude vrouwtjes vóór haar, had uitgemaakt. Het was een klein kamertje, met matten belegd, en waarin een schoorsteen was, waaronder zij tegelijk haar potje kookte en zich verwarmde.

Ter afwisseling, Suzette Noiret, dochter eener weduwe, die op een hofje woonde, en van de Fransche gemeente was. Deze had een allerliefst, beschaafd en net besneden uiterlijk, en wedijverde, in het bruin, met het blonde Saartje, waarnaast zij gezeten was.

"Mijn dochter," voer hij daarop tot mij voort, "heeft u gisteren, geloof ik, ergens ontmoet?" "De freule was met mij in het huis eener treurende." "Gij kent die juffrouw Noiret?" "Ik heb haar een paar malen ontmoet, en ken haar uit de berichten van lieden uit den kring tot welken zij nu behoort."

En dan, juffrouw Noiret had zoo'n kostelijke sprei, altijd bij winterdag, en die had ze zeker nu ook weer op 't bed?" En zij ging kijken of het zoo was... "Het is de sprei," zei ze bedenkelijk tegen juffrouw De Groot; "als je der nog toe reseleveert, mot je me maar laten roepen."

Ik had gelegenheid in den loop van den namiddag de lieve blonde eens zoo goed als alleen te spreken, en spoedig maakte ik daarvan, gebruik om het gesprek op haar vriendin Noiret te brengen.