United States or Isle of Man ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik kan het niet vragen aan de drie zonen en aan den neef, omdat zulke dwaze vragen niet in Arabische leerboekjes voorkomen. Maar ik kan het Adil vragen. En zijn antwoord: "Aan Allah." En nog het stijgen en wenden. Hoe lijkt Naälin dichtbij. De ezeltjes glijden niet uit. Maar 't paard is al tweemaal uitgegleden, met de achterpooten tegen de voorpooten aan. Dan weer rechtop. Adil zegt: "Stijg af.

Ver in het Westen, waar de Zee van Jaffa is, verzinkt de zonnebol groot en vurig. Twee zonen en de neef met de zaag blijven te Naälin. Sakhib zal met ons naar Dar Salameh rijden. O, de wondere tijd. Er zijn geen zonneschaduwen meer. En de maneschaduwen nog niet begonnen. Alles één groote teederheid. De herders met de kudden schapen en geiten.

Adil, bevangen door een slaap van geluk, zegt het: "Allah heeft ons lief vandaag." Wij zijn weer opgestegen. Hoog en ver boven het handvol huizen van Naälin. Breedte des hemels enkele kilometers. Maar de weggetjes winden uitvoerig door de rotsen, tusschen dalen, hellingen. Wij moeten gaan zeer voorzichtig. Glijden de paardpooten glad ijzer uit over harde rotsen.

Een paar dagen later komt Amin paarden verhandelen met mijn vriend Abdoel Salaam, den broer van Adil Effendi. Amin vertelt, dat hij bij den Groot Mufti is geweest en dat hij daar een Europeeschen chawadja heeft ontmoet. "Juist," zegt Adil: "die chawadja is een groote vriend van ons." En dan noodigt Sjech Amin ons uit hem te bezoeken. Hij woont te Naälin, diep en hoog in het gebergte van Judea.

En een neefje, dat een groote zaag naar Naälin brengt. De bergen trekken wij in. Heel groot en heel verlaten. De wilde winterregens zijn nog niet gevallen. En de wadi, waarin des winters het water bruist is nog droog. Daardoor trekken wij heen. En dan de smalle rotspaden op, waar paard en ezel voorzichtig de pooten zetten en toch nog dikwijls glijden van de gladde steenen. Rijden één achter één.

En neem den ezel." Maar ik wil liever doodvallen dan mij vernederen. Het laatste deel is vlakke weg. De ezeltjes in draf. Het felle paard in draf. Laat middag draven we binnen. En het kleine paard draaft achteraan. Er is een school in Naälin. En er zijn jongens die schrijven kunnen en lezen. Voor de school is een pleintje met een gemetselden wal daar omheen. Op het pleintje twee stoelen.

Sakhib is ook getrouwd, en heeft een kind Mohammed. Waar is de kleine Mohammed? Hij is gestorven. Meskien, zeg ik meewarig. Maar Aboe Mohammed berust: min Allah. Aboe Fares heeft nu nog vier vrouwen. Zij wonen in het groote huis te Naälin, waar wij vanmiddag zullen heengaan. Houden zij onder elkander altijd vrede?

Zoeken de pooten voorzichtig naar plekjes aarde, waar zij steviger staan. In de middeleeuwen moet Naälin een ongenaakbaar diefnest zijn geweest. Maar er zijn geen middeleeuwen meer. En geen ongenaakbare nesten. Men zou nu Naälin slaan vanuit de zee. Of bommen werpen van uit de lucht. Wat denken de anderen?

Zijn vader wacht ons half-weg Naälin in zijn landhuis, dat heet Dar Salameh: Woning des Vredes. Hij zendt ons zijn mooiste paard voor mij. Een mooien witten ezel voor Adil. En hij, Sakhib, rijdt een gezellig grauw ezeltje. Wij eten eerst samen. Wij doen dat zonder messen en vorken. Wij breken het brood in groote brokken.

Maar dan zou de brief misschien niet aangekomen zijn binnen de zes dagen tot ons bezoek. Neen, wij hebben den brief medegegeven naar Rehoboth, en vandaar is hij per looper naar Naälin gebracht. Dat kostte maar zeven shilling. Des Zaterdagavonds hebben wij ons bezoek telegraphisch bevestigd.