United States or Curaçao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eerst heeft Sakhib op het walletje naast mijn stoel gezeten. Maar hij heeft die eereplaats later afgestaan aan een oom, een broer zijns vaders. Daarnaast de Imam, en daarnaast de Meester. Zij allen prijzen Aboe Fares' wijsheid. Vroeger waren er vele twisten tusschen de vele dorpen. Maar nu Aboe Fares de sjech van allen is, zijn er geene twisten meer. Hij is wijs en zij eeren hem allen.

Iedereen in 't geheele land weet dat. Tegenover den bekenden Tewik Bek heeft hij zich uitgelaten, dat hij de Engelschen nog wel eens een loer draaien zou. "Ze konden zich nog wel eens in hem vergissen." Ook Mohammed van den heer Goldsmit kent hem. Als ik hem vraag of hij Amin el Hawadja kent, dan heeft Mohammed maar één woord. Het woord. Maäloum. En ik vraag verder: "is hij de sjech el kharamiye?"

En de kleine lammeren. Het is hier nu de tijd. Gij kunt geitjes en lammetjes nu zien geboren worden op de velden. Dan trappen op, buiten het huis. En de salon. Er staat ook een ledikant. De sjech is al een moderne sjech. Er zijn stoelen en er is een tafel. Ik krijg een makkelijken stoel voor het open, zonnige raam. Ja, open en zonnig. Ik weet het: gij hebt sneeuw en ijs van begin November af.

Amin el Hawadja heet Sjech el Kharamijeh, dat is: de Sjech der Dieven. Heelemaal geen schandnaam. Stelen is hier trouwens geen schande. Maar bestolen worden, dat is schande. Diefstal is een beleediging, die zoo mogelijk zwaar gewroken wordt. En de dieven zijn dikwijls veel banger voor den bestolene en diens familie dan voor de Regeering.

Wij zullen Amin dus een brief schrijven, dat wij hem Dinsdag aanstaande zullen komen bezoeken. Adil belast zich daarmede. Het is een heel moeilijk werk, want Amin Effendi is een groote sjech. Wij bedenken ons op ieder woord. Maar 't wordt dan ook een mooie brief: "Aan Zijne Excellentie, den Geëerde, den heer Amin el Hawadja, dat hij altijd leve. Amen!

Is iemand getrouwd, maar heeft hij geen zoon, dan heet hij Aboe met den naam van zijnen vader. Daarin ligt dan de wensch, dat een zoon moge worden geboren, die naar den grootvader heeten zal. Sjech Amin heeft ook al naamkaartjes. Engelsch en Arabisch. Daarop heet hij natuurlijk Amin Osman el Hawadja. Maar iedereen kent hem onder den naam Aboe Fares.

Zeker zal hij ons morgenochtend, vóór wij weggaan, nog vele lekkere dingen te eten geven. Wij moeten elk van de huisbedienden een half pond baksjisj geven. Zeker zal men ons dan achten. Den sjech zelven kunnen wij geen geld geven. Maar hij wil gaarne onze portretten hebben en een visitekaartje.

Ik kijk doodverschrikt op. Maar er is niets dan de Eeuwigheid. Dar Salameh. Hij mag dan den sjech van de dieven zijn: hij ontvangt toch netjes. Het huis op den heuvel. Zij kijken uit van het platte dak. Wanneer wij naderen, komen zij beneden. De sjech, zonen en bedienden. De vrouwen zullen wij niet zien, behalve het personeel. Er is een bonte binnenhof: pauwen, fazanten, kippen.

Wij geven hem een Engelschen brief mee, vol van 's mans goede bedoelingen, voor het geval hij door een Engelsche patrouille wordt aangehouden. Een mooien Arabischen brief voor den sjech. De man wapent zich met een dikken stok tegen de jakhalzen. En dan maar loopen. En zoowaar, met den mooien morgen, daar verschijnt Sakhib, de tweede zoon van den sjech. Groot en waardig in een bruin gewaad.

Dat wil zeggen: hij steelt zelf niet. Maar hij kent alle dieven. Zij stelen. En zij brengen den buit bij hem. Dikwijls ook wendde de bestolene zich tot Sjech Amin met verzoek den dief op te sporen. Natuurlijk werd het gestelene dan spoedig gevonden. En de dief kreeg ook wat. In den Turkschen tijd was dat veel eenvoudiger dan een klacht indienen bij de Regeering.