United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eerst heeft Sakhib op het walletje naast mijn stoel gezeten. Maar hij heeft die eereplaats later afgestaan aan een oom, een broer zijns vaders. Daarnaast de Imam, en daarnaast de Meester. Zij allen prijzen Aboe Fares' wijsheid. Vroeger waren er vele twisten tusschen de vele dorpen. Maar nu Aboe Fares de sjech van allen is, zijn er geene twisten meer. Hij is wijs en zij eeren hem allen.

Sakhib is ook getrouwd, en heeft een kind Mohammed. Waar is de kleine Mohammed? Hij is gestorven. Meskien, zeg ik meewarig. Maar Aboe Mohammed berust: min Allah. Aboe Fares heeft nu nog vier vrouwen. Zij wonen in het groote huis te Naälin, waar wij vanmiddag zullen heengaan. Houden zij onder elkander altijd vrede?

Over de Turksche tapijten spint tapijt van licht en schaduw. En, vraagt ge nu wellicht: "wat is nu het laatste geweest, dat ge dien avond met uwen vriend hebt besproken? Zeker iets heel poëtisch?" Neen, lieve vrienden, niet iets heel poëtisch. Adil Effendi vraagt mij, hoeveel baksjisj wij morgen zullen geven. Heeft Aboe Fares ons niet kostelijk ontvangen? Heeft hij ons niet de rijdieren gestuurd?

"Adil," mag ik als oudere den jongere zoo waarschuwen: "ik vrees, dat gij te veel eten zult." "Natuurlijk eet ik te veel," antwoordt Adil, "zoudt gij willen, dat ik van al deze goede zaken weinig eten zou? Wat zou Aboe Fares van mij denken?" Ik verontschuldig mij, dat ik niets eten mag.

"Min Allah, min Allah," antwoordt de Sjech met een goeden glimlach: "wat er heden overblijft, geven wij aan de armen, opdat zij den dag van uw bezoek lang zullen gedenken. Er zal veel overblijven, en zij zullen vele gebeden voor u uitspreken." Na de koffie gaan wij naar Naälin, het voornaamste van de twaalf dorpen, waarover Aboe Fares sjech is.

Wij kunnen samen veilig Fransch spreken. "Zouden wij gaan, Adil?" En hij antwoordt: "Zeker zullen wij niet gaan. Zijn zij groote sjechs? Zullen zij ons lekker eten geven, zooals Aboe Fares straks zeker doen zal? Zal men ons achten, wanneer wij een bezoek gaan brengen, zóó ver, bij zoo geringe dorpshoofden? Ik twijfel of wij zullen gaan."

Aboe Fares is een gul en goed gastheer. Hij heeft een kok laten komen uit Jaffa. Jammer, dat ik van des koks lekkernijen niet eten zal. Maar voor mij is er ook gezorgd: versche dadels, sinaasappels, tomaten en olijven. De zonen eten niet met ons mee. Dat zou niet passen. Zij staan achter de tafel. Nemen de schotels aan van den kok. Nemen ze weg. Geven ons water. En wijn. Van Rischon le Zion.

Ook vreezen zij hem. De broer naast mij is ook een aanzienlijk man. Aboe Fares eert hem. Telkens, wanneer er bij Aboe Fares weer een kind geboren werd, is hij bij hem gekomen om een naam. Wel een bewijs, hoezeer hij hem eert. Maar nu moeten wij terug gaan rijden. De schemering is begonnen over de bergen en in de diepe dalen.

Die samen kneden in de rechterhand. Een stuk vleesch daarbij. En dan de geheele bal binnenwippen. Doe 't maar na. Niet morsen. Aboe Fares, die een goed gastheer is, eet met zijn gasten mee. Straks zal hij ook met ons mede-eten. De pannekoek-, rijst- en vleeschschotel is volkomen afgewerkt. Handenwasschen en koffie. Wij eten aan tafel. Er zijn ook stoelen, messen en vorken.

Daarop wij. En op het walletje zitten alle notabelen van het dorp. Al de andere zonen van Aboe Fares komen voor den dag. De kleinste kan nog niet loopen. En ze zijn van allen leeftijd en van alle kleur. Allemaal heel schuw en heel aardig. Ze brengen ons koffie. En Aboe Fares heeft Sakhib, gezegd Aboe Mohammed, een deel van de acht kilo's bonbons medegegeven.