United States or Armenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar van den graaf nu bovendien nog eene andere belooning aan te nemen dan de verzekering dat hij hun vriend zou blijven, dat wilden zij geen van beiden. Zij hadden eene goede kostwinning en wilden die voortzetten. Op dit oogenblik trad Sander naar voren en zeide, met eene stem die een weinig beefde, maar met oogen, fonkelend van guitigheid; Dat is immers niet noodig, vader.

Ja wel; maar men speelt slegts voor vermaak en gezondheid: wij hebben verscheiden bal-kaats- en lighaamsoefenende spellen; maar nooit denken wij om elkander geld aftewinnen. 't Spel is immers geen kostwinning?

Zusje, zusje, 't zweet breekt mij uit. Ik zal al mijn achting, ik zal mijn kostwinning verliezen; wie zal nu van mij 't geloof leeren? Wij moeten ons haasten. De kwaaie is nabij! Wij zullen voor Blankaart moeten bukken. Ik heb rust noch duur. Stel mij gerust, dat je er iets op weet. Gij zijt zeer wijs, dat weet ik.

Ambacht beroep bedrijf handwerk nering. Al deze woorden worden gebruikt, om een kostwinning aan te duiden. ~Beroep~ is het algemeenst en tevens de vereerendste uitdrukking; het sluit het bijdenkbeeld in, dat men er voor geleerd of gestudeerd heeft en door een benoeming of aanstelling als 't ware er toe geroepen is. Het ziet meer op geestes- dan op handenarbeid.

Als de leeuwen mijne dieren ombrengen, ben ik voor altijd mijne kostwinning kwijt." "Gij zijt een dom mensch," riep de ridder verstoord. "Denkt gij, dat ik aan de leeuwen tijd zal laten, om uwe dieren aan te vallen? Mijnentwege doe echter, wat gij wilt; maar gij zult zien, dat gij nutteloos werk gedaan hebt."

De nabijheid van de coprahandelaars maakte, dat de menschen hun kokosnoten aan den man konden brengen en dat ze in ruil daarvoor europeesche waren konden erlangen; dus gevoelden zij geen behoefte, om elders hun kostwinning te zoeken en verlieten niet graag hun geboortegrond.

Ik weet zeer goed dat geestelyke en zedelyke waarde niet volstrekt samengaat met de meer of mindere belangrykheid van het beroep, noch daarvan afhangt. Het is begrypelyk dat menigeen om-den-wille van z'n onderhoud zich moet tevreden stellen met 'n kostwinning, die òf geen punten van aanraking oplevert met z'n gemoed, of zelfs lynrecht tegen de opwellingen zyner ziel indruist.

"Wat voor soort van kostwinning bedoelt gij? Gij hebt er immers een." "Ja, maar ik denk weleens dat, als ik er raad op wist, ik hier wel van daan zou willen gaan, om een ander vak bij de hand te nemen, iets grooters. Ik geloof niet dat het er ooit toe komen zal, maar ik denk er toch weleens over." "Ik weet maar twee wegen, die voor een vrouw openstaan," zeide hij; "het tooneel en de litteratuur.

Des te meer bevreemdt mij de prikkelbaarheid onzer tijdgenooten, die bijna alleen nog maar de in zwang zijnde titels verkiezen te hooren . Voorts kan men lieden vinden, zoo averechts godsdienstig, dat zij zelfs de bitterste smaadwoorden tegen Christus eerder dulden kunnen dan de geringste scherts tegen een paus of een vorst, vooral als hun kostwinning er mee gemoeid is.

"Hoe zou men de Vestaalsche maagden kunnen prijzen?" vraagt Ambrosius; "maagdelijkheid als kostwinning is geen maagdelijkheid, alleen die, welke ontspruit uit liefde voor de deugd; het is geen maagdelijkheid, die in het openbaar wordt gekocht of gehuurd". En aan keizer Valentinianus II schreef hij: "Gij bezit hoogstens een zevental Vestaalschen, en die waren nog jonge kinderen, toen zij zich aan Vesta wijdden.