United States or Egypt ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den volgenden dag, 9 Juni, doorkruisten Hod, Goûmi en ik, gedurende den halven dag rust, dien Banks ons had toegestaan, de vlakte langs den weg. Het had den geheelen morgen geregend, doch tegen den middag was de lucht wat opgeklaard en mocht men eenige uren droog weer verwachten. Intusschen was het niet Hod, de jager op roofdieren, die mij ditmaal medenam, maar de jager op wild.

Des avonds hielden Storr en Kâlouth onder toezicht van Banks zich bezig met het schoonmaken van den stoomketel en het onderzoeken der machine. Gedurende dien tijd gingen kapitein Hod en ik, vergezeld van Fox, Goûmi en de twee staande honden, in den omtrek van het kamp jagen.

Goûmi, vlug, hoewel klein van persoon, toch slank, snel in zijn bewegingen als een aap, lenig als een luipaard, een echte Hindoesche clown, begreep wat de kapitein wilde. Door al deze hoedanigheden was hij de aangewezen persoon voor den dienst, welken men van hem verwachtte.

»Niet het minste geluid!" zei kapitein Hod, die zijn oor tegen de deur had aangelegd, »geen zuchtje zelfs! De muizenval is ledig!" »Het doet er niet toe, weest voorzichtig!" antwoordde kolonel Munro. En hij zette zich op een boomstam, links van de open plek. Ik plaatste mij naast hem. »Kom Goûmi!" zei kapitein Hod.

Het was hoogst onvoorzichtig slechts eenige oogenblikken langer te blijven! »Op marsch, Storr!" riep Banks. »Daar zijn ze!" riep de sergeant uit. Kapitein Hod en Fox vertoonden zich rechts van den weg, Goûmi als een onbezield lichaam in de armen dragende en kwamen met hem aan de voettrede van achteren. »Dood!" riep Banks uit.

Kapitein Hod trachtte in half gebogen houding, met aangelegde karabijn, te zien of er geen énorme poot of open muil in de opening van den val te voorschijn kwam, doch niets vertoonde zich nog. »Nog één poging, mijne vrienden!" riep Banks. En dank zij Goûmi, die het achtereinde van den hefboom eenige schokken kwam geven, werd de balk langzamerhand in de hoogte geheschen.

»Zie je, Maucler, 'k bracht liever een veldmuis of een eekhoorn mee dan platzak thuis te komen!" Kapitein Hod, Goûmi en ik, we bevonden ons in een stemming om met alles tevreden te zijn. De jacht werd dus met een hardnekkigheid voortgezet, een beter lot waardig, maar 't was alsof de onschadelijkste vogeltjes onze vijandige voornemens geraden hadden.

Eensklaps barstte een donderslag los op hetzelfde oogenblik dat een felle bliksemstraal nederschoot. Goûmi viel door den bliksem getroffen bij kapitein Hod, aan de voeten van Fox neder. Van het geweer, dat hij in de hand hield, bleef niets dan de kolf over. In een oogwenk was het beroofd van loop, slot, trekker, van alles in één woord wat er van metaal aan het geweer wordt aangetroffen.

Het was nu alles stil en verlaten op de vlakte en zelfs zagen we geen landhoeve noch dorp meer. Ik geloof waarlijk, dat als het mogelijk geweest was, ik Goûmi had uitgestuurd om tegen elken prijs een of ander stuk gevogelte te koopen, al was het een geplukte kip, om haar onzen vergramden kapitein ter voldoening van zijn wraak over te leveren! De avond begon nu evenwel te vallen.

Hod en Fox waren in den trein gesprongen, en Goûmi, die het gebruik zijner zintuigen niet verloren had, werd in zijn kamertje neergelegd. »Welke drukking hebben we nu?" vroeg Banks, die even naar den machinist gegaan was. »Bijna vijf atmosfeeren," antwoordde Storr. »Op marsch!" herhaalde Banks. Het was half elf uur. Banks en Storr plaatsten zich in het torentje.