United States or Malawi ? Vote for the TOP Country of the Week !


Sedert Burchard Knap werd gebannen, sedert zijn huis te Bethferkerke werd afgebrand, verspreid men zonderlinge geruchten. Er zijn er die beweren dat Burchard des nachts bedektelijk in de bosschen rondreist en de Houtkerels tot eenen opstand aanvuurt. Een van 's graven laten, die buiten Yperen woont, meent Burchard omtrent Loo in de duisternis op een reusachtig paard te hebben ontmoet en herkend.

Iedereen mag er de mis bijwonen. Het is met deze korte dagen dan nog bijna donker. Mijn paard staat buiten de Zandpoort. Ik zal mij haasten naar Bethferkerke. Daar heb ik eene bende onverschrokken Houtkerels onder de hand. Komt morgen in de vroegmis op den burg; gij zult mij en mijne mannen daar, verspreid zien onder de beuken en tusschen de geloovigen; misschien zult gij ons niet herkennen.

Ten tweede, wij bevelen, omdat de veroordeelde den landsvrede heeft gebroken, dat zijn huis te Bethferkerke zal worden afgebrand en vernietigd, hem verbiedend, op lijfstraffe, voortaan in het Ambacht van Brugge eene woning op te richten of te hebben .

Mijne gezellen wilden zich tegen die aanmatiging verzetten, maar zij werden mishandeld en moesten onderdoen voor de overmacht, bovenal omdat ik hun wel strengelijk had verboden zich tot geweldige twisten met Tancmars lieden te laten verlokken. Gij weet dat ik een zoontje van mijn zuster zaliger met mij te Bethferkerke heb.

Neen, neen, ik zou een ongeluk doen!" "Daarom juist, mijn neef, omdat gij zoo oploopend zijt en u zelven niet kunt bedwingen, wilde ik u verzoeken dien dag te Bethferkerke te blijven ." "Ha, vrees niet: men zal mij in Brugge niet zien!" "Tot nu toe, heeren", ging de proost voort, "hebben wij geene redenen om den graaf als een vijand der Kerels te beschouwen.

Eene wijl daarna keerde hij weder met eenen man, die wel in blauw linnen gekleed was, doch geenen baard droeg. Zoohaast Landfried zich weder had verwijderd, zeide Disdir Vos: "Gij zijt Lambrecht Ploegijzer, een vrijlaat van Bethferkerke, niet waar? Ik herken u. Zijt gij niet eens met mher Burchard Knap en met mij ter jacht geweest in het Merleijtebosch, bij Bekeghem?"

Men zal aan het hof de Kerels voor het gedrag van Burchard verantwoordelijk maken; en wie kan voorzien welke nieuwe vervolgingen er voor ons zullen uit ontstaan?" "Maar, mher Wulf, mijn oom, de proost, zeide mij, dat hij de vaste hoop heeft van onzen vorst genade voor Burchard te bekomen. Hij en de kastelein zullen dan het huis te Bethferkerke op hunne kosten doen herbouwen.

Wel was deze wraak bloedig geweest, maar wreeder toch niet dan de onmenschelijke moord door Rambold op den kleinen Eric en op de Kerels van Bethferkerke gepleegd. Burchard zeide, spottende, dat hij naar Yperen ging om zijne ooms deze bevrediging te geven; maar dat hij het deed met de vaste overtuiging dat de ridders hem zouden veroordeelen.

Zoo zal alles bijgelegd zijn, en Burchard zal in vrede naar Bethferkerke wederkeeren." "Neen, neen, mijn vriend, de toekomst is zoo helder niet als gij het schijnt te gelooven.

Terwijl ik naar Rodenburg was gegaan, om mijnen vader te bezoeken, is Rambold Tancmar met vele werklieden te Bethferkerke verschenen en heeft begonnen den grond die mij ten onrechte wordt betwist, met paalwerk te omsluiten.