United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er is in deze gevallen natuurlijk slechts sprake van hulpverleening vóor het plegen van een misdrijf, zooals die in art. 48 Sw. beperkt is aangegeven.

Een dergelijk in geen enkel opzicht bepaald opzet wordt zoo goed als algemeen verworpen, zoodat in het bovengenoemd geval de bordeelhouder geen opzet had een misdrijf te plegen, op het oogenblik dat de makelaar hem de gelegenheid of de middelen verschafte om zich schuldig te maken aan art. 2502º Sw.

Ten slotte acht ik voor het behoud van art. 452 Sw. geen gegronde argumenten aanwezig. In Hoofdstuk VI § 1 bij de behandeling van de wetgeving in Nederland besprak ik dit artikel uitvoerig. Ik wil daarom hier niet in herhalingen vervallen door deze mijne meening nog maals te argumenteeren. Doch hoe te zorgen dat deze strafbepalingen geen doode letter blijven?

Dat aan art. 250 Sw. gebreken kleven, hebben reeds velen betoogd. De vereischten der minderjarigheid en der gewoonte maken het onvoldoende. Doch het blijft een open vraag of ook bij weglating van deze vereischten het artikel den meisjeshandel wel in zich sluit, of dat althans de placeur als medeplichtige kan getroffen worden.

We krijgen dan successievelijk de feitelijke bestanddeelen van het delikt voor oogen. Doch vooreerst nog enkele andere opmerkingen. Ik sprak van het delikt. Zou het niet de voorkeur verdienen door verruiming der grenzen van het huidige artikel 250 Sw. zoodanig, dat de meisjesverkooper ook vervolgd kan worden, een nieuw zelfstandig delikt overbodig te maken? Hierop het volgende ten antwoord.

Het nu vigeerend artikel, dat de koppelarij strafbaar stelt, art. 250 Sw., luidt: Als schuldig aan koppelarij wordt gestraft: met gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren, de vader, moeder, voogd of toeziende voogd, die opzettelijk het plegen van ontucht door zijn minderjarig kind of den onder zijne voogdij of toeziende voogdij staanden minderjarige met een derde teweegbrengt of bevordert;