United States or Kenya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een oppervlakkig beschouwer zou licht in den waan komen, dat in het Amsterdamsche nogal het een en ander land- en stad-Friesch zat; doch wie nauwkeuriger toeziet, zal in sommige gelijkheden niets anders dan toenaderingen tot de eerste algemeene taal vinden.

Hij zal nooit zeggen de has in de aardkolk, zoo als hier; de ie is dus een oude vorm, des te verwonderlijker omdat hij tegen het bestendig gebruik der Amsterdammers ook de oude waarde der i, die thans meest ei is, bewaard heeft. Zoopie, slok jenever. Ik zuip. praet. ik zoop, van waar zoop-ken, stad-Friesch soop-ke, Holl. zoopje, zoopie, uit zoap-tsje.

Uit gegens is ons jegens, maar uit het Ags. to geanes en to genes is dit togens of tegen met verrukking van den klemtoon, die op gens ligt, naar to. Teugens is ook weder stad-Friesch; het oude Friesch heeft het Eng. again verzacht in aien, door de Land-friezen verkort tot jin. Maar bij de verkorting van to gen laten zij gen, waar de accent op valt, onaangeroerd en versmelten de o van to in tsjn.

Klante, klanten, uit het Fransche Chaland. Zen, de regelmatige dativus van zij, gelijk hun van hij. Zij, illi, behelpt zich anders in de casus met de verbuigingen van hij, hun, hen. Oud Nederlandsch, plur. si, illi; dat. hem, thans zij, hun. Veul, veel, stad-Friesch feul, in eenige oude land-dialecten van het Friesch füle, Twentsch fulle.