Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juli 2025
De Sadaijin, die er van verzekerd was als minnaar te zullen slagen, ging verheugd op reis, om zijn geschenk aan de Edele Kaguya aan te bieden, terwijl hij er het volgende gedicht aan toevoegde: "Eind'loos is het minnevuur, Dat mij zengt, doch onverzengd Is het Bont-kleed: Doch mijn mouwen zijn nu droog, Heden toch zal ik haar zien!"
Zij die van nederige afkomst waren, begonnen langzamerhand in te zien, dat hun vrijage nutteloos was. Maar vijf vermogende vrijers bleven het volhouden, en wilden hun pogingen niet opgeven. Het waren Prins Ishizukuri en Prins Kuramochi, de Sadaijin Dainagon Abe no Miushi, de Chiunagon Otomo no Miyuki en Morotada, de Heer van Iso.
Het Bont-kleed rustte in een doos, en de Sadaijin, die vertrouwde op de eerlijkheid van den koopman, beschreef het als een kleed "zeegroen van kleur, waarvan de haren eindigden in punten van schitterend goud, een schat van onvergelijkelijke schoonheid, die zelfs nog meer te bewonderen was om zijn voortreffelijke zuiverheid dan om de eigenschap, dat hij de vuurvlammen kon weerstaan".
"Toen de Sadaijin dit zag, werd zijn gelaat zoo groen als gras, en hij stond daar verstomd toe te zien." Maar de Edele Kaguya verheugde zich in stilte en zond de doos terug met het volgende gedicht: "Zonder dat een spoor zelfs restte, Dat het Bontkleed zóó verbrandde, Had ik nimmer durven droomen. Jammer voor het schoone voorwerp! 'k Had het nimmer zoo behandeld." De Juweel in den Drakenkop.
Eindelijk was de Sadaijin in de gelegenheid, zijn geschenk aan Kaguya aan te bieden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek