Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 mei 2025
Uit de waarnemingen van den tijd, dien regen en wind noodig hebben om de boven het water uitstekende deelen der aarde te verweren, van den tijd, waarin de stroomen en rivieren de ontlede stoffen naar zee voeren, en waarin de in het water zwevende stoffen bezinken, kan men zich bij benadering een denkbeeld vormen van den duur dier praehistorische tijden. Ons leven is zóó kort, de geschiedenis der volken gaat zóó snel voort, dat wij steeds de neiging hebben, de werken der natuur terug te brengen tot de schaal van onzen mikrokosmos, en daar ééne eeuw ons zeer lang toeschijnt, meenen wij ook, dat dit werkelijk ook voor de natuur eene lange periode is. Maar de studie van het heelal en zijne bewegingen en vervormingen leert ons, dat in de geschiedenis van het heelal de eeuwen minder zijn dan secunden in ons leven. Toch nemen wij als grondslag voor onze redeneering eene nauwe doch voor ons te bevatten grens aan. Onze historische herinnering is zóó kort, dat indien wij voor het quaternaire tijdperk, het tijdperk, waarin de mensch leefde, honderdduizend jaren nemen, wij vreezen te overdrijven, en toch is het zeker, dat dit cijfer beneden de werkelijkheid is. De menschheid heeft reeds onmetelijke tijden bestaan, vóórdat de geschiedenis begon, vóórdat zij kon spreken en schrijven, vóórdat zij zich vereenigde tot volken. Doch nemen wij als grondslag voor de tegenwoordige periode sedert den oorsprong der menschheid honderdduizend jaren aan. In dat geval heeft de tertiaire periode 460
Toen verspreidden zich die rampzaligen door de straten, geen hoop meer hebbend dan in de plundering. Maar overal kondigden tot op de beenderen toe ontlede paarden hun den hongersnood aan: overal waren de vernielde en losgerukte deuren en ramen gebruikt om de bivakvuren te onderhouden der doortrekkende troepen.
II. In de tweede periode de sigillaria's en de calamiten te zamen met de groote boomvarens. In die laatste periode komt de Walchia te voorschijn, die in de bosschen der Permische periode de overhand heeft. Doch laat ons thans meer nauwkeurig de steenkolenmijnen onderzoeken. De steenkolen zijn het product van eene opeenhooping van ontlede plantaardige stoffen.
Bij het door Vrolik ontlede, ruim 7.6 M. lange dier was het spuitgat 1.3 M., het loodrecht opstijgende "voorhoofd" ongeveer 45 cM. achter het voorste deel van den snavel gelegen. Soms echter is de snavel wel 60 cM. lang en het loodrechte deel van den kop 80 cM. hoog. De jongen en de wijfjes hebben een lager, minder vlak, meer achteruitwijkend voorhoofd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek