United States or Bolivia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daer naer helpt dese moer met andere byen, soo wordt het een volkomen bye binnen eenen korten tydt. D. Vr. Wat is er nogh te bemercken?

D. Vr. Wat moet nogh meer op de hut syn? M. A. De hut moet ock voorsien syn met goede planken, op dewelcke de byen gestelt worden; dese planken moet men ontrent een voet van den grond ofte aerde setten. Capittel III. Van die hut in den somer. D. Vr. Hoe moet de hut in den somer syn?

Jacob Cats zegt, dat veroordeeling van het tweede huwelijk roomsch is en dus onder ons niet behoeft te gelden: »'k En wil nogh evenwel geen menschen wederhouwen, Van weder als het dient of andermaal te trouwen, Al wat hier tegen wrocht is oude ketters werck, Dat noyt en heeft behaeght aan Godes ware kerck

Maer heeft de bye nogh honingh in het kaer, soo houde ick ock, dat gy de bye niet soo sterk behoeft te voeren, ofte moet voeren. Het tiende deel. Van het korten in den lenten. D. Vr. Moeten de byen in den lenten ock gekort worden?

P. E. van de vyanden der byen, van de faselbyen, van de gesonde ende ongesonde byen en soo verders, daerom Leeser gebruykt dit pratyk, want ick volgens dit pratyk veele jaeren de byen, hebbe gehantert ende bearbeydt, maer eevenwel moet den byenman alle daegen nogh leeren of hy syne byen volgens het pratyk wil bearbeyden. Vaertwel". Eerste deel. Capittel I. Van de natuer der byen.

Als men dit ongluyk heeft van byen te setten waer desen myeren veel syn, dan moet men syn beste doen, om desen te verjaegen, met houtassen, of nogh beeter, meel van ongleste kalck; stroudt dit onder en om den korf, sy sullen vluegten, en de byen verlaeten. Hebben sy haer woonplaets ontrint de byen, bederft desen. D. Vr. Wat quaedt doen de hoorstelen en wespelenn?

Hoe erkennen ick eenen ongesonden of vuyllen bye? M. A. In den herst en lenten als de byen geenen broedt en hebben, kondt gy de ongesondheydt wel lyegtelyk erkennen. Is het saeken dat gy den bye met toeback of anderen rook opblaest, vyndt gy nogh gesloten tuytjens, het is een teeken dat de bye gesondt is; maer is den bye vol broet, dan is het moyjelyker om te erkennen.

Vindt gy byen die syg vast houden, werpt haer uyt het kaer op den grond, want de moer is by dese byen; leeft sy nogh, dan set haer by den moerloesen swaerm en sy sal terstont rusten. Maer is de moer doot, gelyk dykwils geschydt, dan moet gy een ander besorgen en tragten den bye te helpen. D. Vr. Wat doen ick opdat den swaerm de moer wel aennieme?

Hoe veel beter, is het saeke dat de bye in een kaer komt, dat geheel met broet voorsien is; de andere byen, die met een moer voorsien syn, werpt gy in de kaer van de moerloosen; is het dat er nogh wel honingh in dit kaer is, anders werpt dese byen op nieuwen honingh.

M. A. Niet soo sterk als voor het jaegen, omdat de bye van de moer beroeft synde, geene jonge byen maekt; eeventwel moet de bye nogh eenigsins gevoert worden, om de jonge byen die daegeliks bykomen, te voeden. D. Vr. Als het quaet weer is, moet ick de byen dan sterck voeren?