Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 mei 2025
11: De onvolmaakt verledene tijd van het werkwoord zeggen is als volgt: Ik zé, voor: ik zeide, enz. Gij zè Hij zé Wij zéën. Gijl. zéet Zij zéën. Het verleden deelwoord is gezèed. 12: Het Fransche woord pourtant. 13: Hebt gijlieden onder Napoleon op de scheepstimmerwerf of Chantier gewerkt? Is ulieder vader Garde-Chiourme of slavenwachter geweest?
16: De g na de n op het einde eener silbe verandert meest altijd in k, als gang, gank; ding, dink; hij zong, hij zonk. 17: De onvolmaakt verledene tijd van het werkwoord beginnen is: Ik begost, voor: ik begon, enz. Gij begost Hij begost Wij begosten Gijl. begost Zij begosten. Het verleden deelwoord is begost. 18: De onvolmaakt verledene tijd van het werkwoord doen is: Ik dé, voor: ik deed, enz.
Deze brief, vooral het eerste gedeelte, heeft mij veel hoofdbreken gekost, dierbare vrouw, derhalve moet gijl. hem zuinig bewaren. Wees gegroet van uw waarden vader en bloedverwant JORIS KOMIJN. BRIEF VAN JUFFROUW KOMIJN AAN HAAR ECHTGENOOT: Waarde Joris! Ik heeft met schrik U laatste brief geleezen en dus haast ik mij dezelve te beantwoorden.
Gij dé Hij dé Wij déën Gijl. dé of deed Zij déën. 19: In de uitgangen heid en lijk verandert de klank der ij in a en men spreekt, alsof er stond had, lak, gezondhad, gemakkelakhad, voor gezondheid, gemakkelijkheid. 20: De o in or wordt uitgesproken als eene zachte eu: zorg, zeurg; verborgen, verbeurgen; hij wordt, hij weurdt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek