United States or Czechia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat is het vreemd, dat wij droomen! En wat is het eigenlijk gêk! En wat weten wij er eigenlijk weinig van! Van Eeden heeft ons in De Nachtbruid veel moois van droomen gezegd en doen denken, en zelfs Duitsche professoren, die ik niet gelezen heb vertellen veel van droomen, maar toch weten wij eigenlijk weinig van droomen en is het heel vreemd en heel gèk, dat wij droomen... Droomen wij eigenlijk wel ooit van mooie, lieve, dierbare dingen? Zoo ooit, zij blijven toch de uitzondering... Is de droom "als een droom", dan waarlijk is de droom de uitzondering... Meestal zijn de droomen vreemd en gèk... Zijn wij dan de onmachtige slachtoffers van plaaggeesten en demonen? Wie weet, wie er om ons dwalen, als wij in de nacht roerloos liggen in onbewustheid? Sluipen de plaaggeesten en demonen binnen in onze voor elkaâr steeds geslotene ziel? Wie weet de geheime poorten en geheime gangen van onze zielen? Wie, waar zij open zich sluit en doortocht verleent aan subtile, duistere geesten, die als inbrekers zijn in het onbewaakte zielehuis! Er zijn de hôtelratten, die, zwart omgoten, duister dwalen door gangen en zalen en binnen sluipen in de kamers en zich achter een koffer of in een kast verschuilen; des nachts zijn er ook de zieleratten, die, zwart, duister sluipen onze dan opene zielen binnen en zich verschuilen in geheime schuilhoeken om te voorschijn te gluipen als wij zelve geheel onbewust zijn... Zijn zij het, die donkere gnomen, die ons de rare dubbellevens doen leven, die meestal schoonheid en vreugde missen en willen zij ons iets brengen uit de diepte der Hel...?! Zelden houdt hen een engel tegen en ik moet wel gelooven, dat géen bewaarengel staat achter ons bedde. Zij hebben vrij ingang en spel. Zij weten voor ons op te roepen wijde kasteelen als dwaalhoven, waar wij steeds op de zelfde corridor onszelve tegen komen tot een doodzweet ons uit breekt; zij sluiten ons op in donkere hokken en geven ons dan vliegkracht, zoo dat wij òp vliegen als gevangene torren en steeds met de hoofden bonzen in de hoeken der doosnauwe cellen of zij werpen ons uit luchtballonnen, van torens, tot de ademen ons stokken of minstens jagen zij ons, zwevende, hooge trappen af in eenzame huizen. Zij doen ons ons h