Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juli 2025
Deze is middelmatig lang, zeer smal en hoog, heeft den rug boogvormig omhoog gekromd, en een uitstekenden kinhoek aan de onderkaak; de zijden van den bovensnavel zijn gegroefd, de gebogen zijranden zeer scherp; de spits van den bovensnavel is haakvormig, die van den ondersnavel eveneens benedenwaarts gekromd.
De kenmerken van deze familie zijn: een betrekkelijk lange, krachtige, bijna kegelvormige snavel met flauw gekromden, afgeronden rug, de bovensnavel steekt een weinig voorbij den nagenoeg even dikken ondersnavel uit; de pooten hebben een korten loop; de vleugels zijn lang en tamelijk spits; gewoonlijk is de derde handpen de langste; de staart is middelmatig lang en recht afgesneden; het kleed is dicht en meestal prachtig gekleurd; de kleur verschilt al naar het geslacht en den leeftijd.
Haar romp is krachtig, haar kop groot, de snavel veel hooger dan breed; de bovensnavel, welks rug eerst bovenwaarts, van hier tot aan de spits gelijkmatig sterk naar beneden gebogen is, eindigt in een scherpen haak en heeft aan den zijrand geen tand of inkerving; de ondersnavel is naar onderen uitgebogen, van voren echter scheef afgeknot en hier aan iedere zijde met twee inkervingen voorzien, waardoor drie tandvormige uitsteeksels ontstaan; de zijrand is ondiep uitgesneden.
De snavel van 't wijfje daarentegen is minstens dubbel zoo lang als die van het mannetje, neemt gelijkmatig in breedte en hoogte af, is aanmerkelijk gekromd en loopt in een fijne spits uit, die gevormd wordt door den bovensnavel, welke den ondersnavel in lengte overtreft.
De zeer groote, hooge snavel, welks rand eenige inkervingen vertoont, is schel oranjerood, op en bij den snavelrug en aan de spits van de onderkaak vuurrood; de spits van den bovensnavel en de rand van den snavel vóór de veeren van den kop zijn zwart; de driehoekige vlek vóór het oog is dooiergeel, de ring om het oog kobaltblauw, de iris donker flesschengroen, de voet lichtblauw.
De tot den bovensnavel behoorende rand van de mondspleet heeft gewoonlijk in het midden een stomp, maar krachtig, tandvormig uitsteeksel, dat van voren scherper begrensd is dan van achteren. De haakvormige spits is zeer lang en aan de zwak uitgeholde, binnenste oppervlakte bij wijze van een vijl gestreept.
De snavel is korter dan de kop, aan den wortel zeer breed, neemt naar de spits schielijk in breedte af, heeft een duidelijke kiel op den bovensnavel en een haakvormig gekromde spits; de snavelranden zijn naar binnen omgeslagen. De mondspleet reikt tot onder het oog: de mondopening is derhalve bijna even groot als bij de Geitenmelkers.
Van achteren steekt de snavelrug als een stompe lijst boven de oppervlakte van den snavel uit; hiernaast ziet men een diepe groeve, die als neusgroeve aangemerkt moet worden, hoewel zij de neusgaten niet bevat; deze fijne, langwerpige, overlangsche spleten liggen veel verder naar buiten, onmiddellijk naast den zijrand van den bovensnavel.
Bij de oude mannetjes heeft een fraaie aalbessenroode kleur de overhand; de keel is lichter van kleur en de roodgrijze vleugels hebben twee witachtige dwarsbanden. De slagpennen en stuurpennen zijn zwartachtig met lichtgele randen. Het oog is donkerbruin, de snavel vuilbruin, aan de spits zwartachtig, de ondersnavel lichter dan de bovensnavel, de voet grijsbruin.
De washuid aan den wortel van den bovensnavel zwelt bij deze dieren in den paartijd op en vormt een min of meer kogelvormigen knobbel. Vele dragen door het eten van vruchten veel bij tot de verbreiding van de boomen, die deze vruchten voortbrengen. Deze zaden zijn zoo hard, dat de Mahomedanen in Indië ze gebruiken als kralen voor hunne rozenkransen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek