United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den 24sten Mei 1888 wierp Henry M. Stanley, toen hij op zijn langste en avontuurlijkste Afrikareis de smalle oeverstrook aan den westelijken oever van het Albertmeer bereisde, tusschen Nsabe en Badsua voor de eerste maal een blik op de met sneeuw bedekte toppen van den Roewenzori.

In het Noorden begint de keten met twee bergen, twee evenwijdige, met sneeuw bedekte kammen, die bijna precies van het Noorden naar het Zuiden zijn gericht, waarvan de oostelijke door mij Gessiberg werd genoemd ter herinnering aan den italiaanschen onderzoeker, die als eerste in een boot het Albertmeer rondvoer; de westelijke Emin naar Emin Pacha, die voor de eerste maal met Stanley te zamen door het Semlikidal trok.

Integendeel is de waterscheiding tusschen Kongo en Nijl een lage hoogte, die geheel door het beide hellingen bedekkende groote woud gemaskeerd wordt en zich naar het Westen op korten afstand van de Semliki voortzet, in het Noorden tot het Albertmeer voortloopt, in het Zuiden zich in de vulkaanketen tusschen het Kiwoe- en het Albert-Eduardmeer, dat is in den scheidingskam van de geul voortzet, en dan een buiging langs de oostelijke oevers van het Kiwoe- en Tanganyikameer maakt.

In de westelijke geul wordt de waterscheiding door een formeele keten van vulkanische bergen gevormd, waarvan enkele nog heden werkzaam zijn; deze keten scheidt ook de merenreeks in twee verschillende systemen. Tot het zuidelijke behooren de Kiwoe- en Tanganyika-meren en tot het noordelijke het Albert-Eduard- en het Albertmeer.

Sir Harry Johnston gewaagt van enkele particuliere brieven, die Romolo Gessi in het jaar 1876 had geschreven, toen hij de eerste volledige opneming deed van de oevers van het Albertmeer. Daar is sprake van een zonderling verschijnsel, dat Gessi aan de lucht had bemerkt en dat het aanzien had van met sneeuw bedekte bergen.

Dan vormt de keten een hoek naar het Westen, om zich tot de hoogste groep te verheffen, die met het volste recht den naam Stanleyberg draagt, en ze zet de buiging naar het Oosten voort met de groep, die den naam van Baker voert, den onderzoeker, die het Albertmeer ontdekte en van daar uit als eerste het bergmassief van den Roewenzori aanschouwde.

Aan het uiterste zuideinde van de Roewenzoriketen verdeelt zich de geul in twee armen; de eene loopt ten oosten van de keten en eindigt aan den voet der bergen, die de noordelijke afsluiting van het Ruisambabekken vormen en waar Toro en Fort Portal op liggen; de andere arm loopt ten westen van het gebergte, vormt het dal der Semliki en het bekken van het Albertmeer en strekt zich ook nog ter lengte van eenige honderden kilometers in het Nijldal uit.

Terwijl in den regel de continenten in trappen van de zee opstijgen naar de uitloopers aan den voet der bergstelsels, verheft zich de Roewenzori in de groeve van het Albertmeer, een gebied, dat ongeveer 300 meter dieper ligt dan de gemiddelde hoogte van Oeganda, en waarin de bekkens van het Albert- en het Albert-Eduardmeer met de noordelijke verlenging van het laatste, het Dueru- of Ruisambameer liggen.

Deze uitgestrekte landstreek, die een onafgebroken hoogvlakte is tusschen de drie meren, het Victoriameer, het Albert Eduardmeer en het Albertmeer, wordt in alle richtingen door heuvelketens doorsneden, die in het Oosten minder duidelijk zijn te onderscheiden en meer samenhang toonen, maar in het Westen meer afzonderlijk van elkander staan.

De Roewenzori is op deze wijze bijna volkomen door de inzinking van het Albertmeer omgeven en vormt te zamen met de drie meren een zelfstandig, van het Victoriameer geheel afgescheiden hydrographisch stelsel.