Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 mei 2025


Het sterkste en wildste lid van dit ondergeslacht is de Kaapsche Buffel (Bos caffer); door zijne eigenaardige hoornen onderscheidt hij zich in 't oog vallend van zijne verwanten. Hij is gedrongener gebouwd dan de andere Buffels; de kop is betrekkelijk klein, de hals tamelijk dik, de romp in de schoft weinig verhoogd; de staart is lang en dun, aan de onderste helft met lange haren begroeid, die te zamen een dikken, goed gevulden kwast vormen. De hoornen zijn bij den wortel zij- en achterwaarts, daarna boven- en achterwaarts, met de spitsen weder duidelijk naar binnen gebogen. Bij oude stieren zijn zij aan den wortel buitengewoon verbreed, afgeplat, met dikke rimpels bedekt en over het geheele voorhoofd uitgebreid, zoodat alleen in 't midden een smalle strook vrij blijft. Met uitzondering van het oor en van de staartspits is de beharing buitengewoon dun, zoodat enkele plaatsen bijna naakt schijnen en men eigenlijk alleen aan den kop en de pooten van een haarkleed spreken kan. De kleur van het dier wordt dan ook niet zoo zeer veroorzaakt door het zwarte, aan de spits een weinig lichter gekleurde haar, als wel door de donker bruinachtig grijze huid. De schouderhoogte van den Kaapschen Buffel wisselt al naar het geslacht en de grootte van het dier van 1.5 tot 1.8 M. af. De hoornen, die bij het wijfje slechts ongeveer half zoo breed en zwaar zijn als bij het mannetje, en dus een half zoo smalle strook van het voorhoofd bedekken, kunnen bij beide geslachten een spanwijdte van hoogstens 1

Hij vond, dat het er uitzag, alsof het heele eiland van den beginne af aan zulk een hooge steile klip geweest was als Karelseiland, maar veel grooter natuurlijk. Maar later was het op een of andere manier afgeplat. Iemand had een groote rol genomen, en die er over gerold, alsof het een stuk deeg was. Niet dat het heelemaal vlak en gelijk geworden was als brooddeeg dat was het niet.

De dieren van dit ras zijn in den regel groot en zwaar en hebben een stevig beenderenstelsel. De kop is breed en betrekkelijk kort; de sterk uitpuilende opzwelling van het gewelfde, tusschen de hoornen zeer breede voorhoofd, verheft zich boven de achterkopsvlakte. De langgesteelde hoornen zijn van middelmatige lengte, een weinig afgeplat, beneden-, zij- en bovenwaarts gekromd.

De mond is maar niet zoo een zwart streepje of een vlekje; hij heeft, hoe klein ook van afmetingen, eenen bepaalden vorm, en eenen vorm, die iets uitdrukt. Is het niet de eerste ademtocht, die we hier zien? Stroomt niet de levenslucht naar binnen in ademhalingsruimten, die reeds bestemd waren om geen adem meer te bevatten, en die ook reeds afgeplat en naar binnen gebogen neerlagen.

Eigenaardig is de vorm van zijn tong; deze is tamelijk lang, vleezig, rolvormig, aan de bovenzijde uitgehold en van voren afgeplat, donkerrood, aan de spits hoornachtig en hier als 't ware met een zwart pantser bedekt; zij kan tamelijk ver buiten den snavel uitgestoken en als een lepel gebruikt worden; het met den snavel fijngemaakte voedsel wordt er er mede opgenomen en naar den slokdarm vervoerd.

Anderen Op Zoek