United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zeg hem, dat ik zulk uitstel vorder, als zijne wetten toelaten, om te zien, of God, die dikwijls in den uitersten nood uitkomst schenkt, mij een verlosser zenden zal; en als die tijd verloopen is, dan geschiede Zijn heilige wil!" De heraut verwijderde zich, om dit antwoord aan den Grootmeester over te brengen.

Mijn liefde wordt steeds hartstochtelijker en zelfzuchtiger, de zijne daarentegen verflauwt meer en meer; derhalve moeten wij van elkander gaan. Er is anders geen uitkomst. Al het mijne ligt in hem, en ik vorder van hem, dat hij zich geheel aan mij toewijdt; hij wil zich echter meer en meer van mij terugtrekken.

Hebt gij niet gelezen, dat ik onder bescherming van den Grooten Heer sta? Ja, dat is, helaas! waar. Gij hebt dus te voldoen aan wat ik van u vorder. Weigert gij het, dan dien ik morgen te Uskub een klacht tegen u in. Heer, wilt gij mij ongelukkig maken? Neen, ik wil u gelegenheid geven uw plicht te doen. Deze vier roovers bevinden zich ginds aan den zoom van het bosch.

En evenwel vorder ik de freule uit uwe handen terug, riep ik met hevigheid. Gij hebt volstrekt niets te vorderen, hernam de man, terwijl hij mij de tromp van een pistool onder de oogen hield: Verstaat gij, niets vordert gij van mij; maar ik vorder van u, mij die brieven terug te geven, welke ik zooeven verloren heb.

"Hoe!" zeide mijn moeder, mij bij de hand nemende als vreesde zij mij te verliezen: "hij is pas terug en wilt gij hem ons weder ontnemen?" "Wel zeker! Bovendien heb ik hem over zaken te spreken. Van Balen komt Zondag bij mij eten.... Broeder heeft immers al verteld wat het plan is: maar ik laat hem zelf oordeelen of ik iets onbillijks vorder?"

Doch mede, dat geen ofte seer weijnich hoope ofte apparentie van des lants vloote te verschynen voor oogen sagen, want wij soo naer de wal waren, dat indien eenige scheepen, alwaert totte Dos Irmanos toe geweest, in see haer hadden onthouden, wy deselve soude hebben connen ontdecken, derhalve om reden voornt ende dese vloot niet verder te peryculiteren, worden geresolveert 't vorder om de Suijt te loopen voor dees tyt t'excuseeren, ende dat wy terstont wederom West in see souden loopen cruijsende Oost ende West, 4, 5 a 6 mijlen vande caep, wederom te see; in den avontstont schoot den Haen een schoot; wij niet wetende wat sulcx beduijde, voer onse schipper daer aen boort, seyden hem dat sy int ondergaen vande sonne 2 seijlen hadden gesien, daer wij mede aen getwijffelt hadden, maer eijntlyck bevonden wolcken te wesen; niettemin gaven ordre aende scheepen om haer wat te verspreyen ende West aen te loopen, op hoope van yets te becommen, maer des morgens vernamen niet met allen; de scheepen hadden wel gespreyt gelegen, sulcx haddent seylen geweest, conden ons niet geëschapeert hebben.

"En koost gij, door een ellendig bijgeloof gedreven, lafhartig het hazenpad? Ik versta dit," vervolgde Van Bergen: "en toch vorder ik van u, ondanks alle spoken of helsche wezens, dat gij den jongen graaf Spinola gaat opzoeken, ten einde mij te berichten, wat er van hem geworden is."

»Zoo fluister, of zing!" »Gij hebt gelijk. Geef mij mijn speeltuig. Ik dank u. Laat mij mijn hoofd aan uwe borst leggen en u een eenvoudig vredeliedje voorzingen. Alkman, de Lydiër, die in Sparta woonde, heeft het gezongen den stillen nacht ter eere. Luister nu goed, want dit liefelijke slaapliedje moet zacht, zeer zacht over de lippen zweven. Kus mij nu niet meer, neen, ik bid u, kus mij niet vóor ik gedaan heb; dan echter vorder ik zelve een kus tot belooning: "De slaap is neêrgedaald op vlakte en dal: Der bergen kruin, de klip in 't grondloos zout, De stroom en 't meir, 't gebladerte van 't woud, De worm der aarde 't rust en sluimert

Reeds werd van 't brandend Zuid, in d' Oceaan gekoeld, Het zoele luchtjen als met golfjens aangespoeld, En 't ruisschen van den Frath, die met gezwinde stroomen Zijn weg naar zee verkort, van naderby vernomen; Wanneer een menigte van uit het deinzend West Zich opdoet, als een wolk, uit nevels saamgeprest, Die wandelt voor den wind. Indien het vijand zij, ik vorder plichtbetooning.

Cambyzes haalde de schouders op, en vroeg nog eenmaal: »Begeert gij dan niets? In vroegere dagen kon ik met geschenken uwe tranen drogen; vorder gij dan ook heden een gouden troost." »Phaedime wenscht niets meer! Voor wie zou zij schoone kleederen en opschik behoeven, sinds de koning, haar gemaal, het licht van zijn oog niet meer op haar laat schijnen?"