United States or Burkina Faso ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op maatbeweging gaat ook het soldatenlied terug, daar dit toch hoofdzakelijk een marschlied is. Ook het jagerslied is in den grond een marschlied. Sterk-rhythmisch is verder het schippers- en roeilied, en ook het matrozenlied, dat men hoort in de havensteden; dit ontstond bij het anker lichten of bij het hijschen der zeilen. Zie ook Dr. De Vooys, Volkskunde XXIV, bl. 154 vlg. Driem.

Een paar uittreksels uit de Epistolae Haywigis in een hs. van 1360-'70; vgl. Handschr. v. J. v. Ruusbroec's Werken, I, 425. Dit overzicht van ECKHART'S verhouding tot de Nederlandsche mystiek berust vooral op de artikelen van Dr. DE VOOYS in Ned. Archief voor Kerkgesch., N.S., 3e deel en in De XXe Eeuw, IX Jaarg. Vgl. voorts: De Handschr. v. J. v. Ruusbroec, II, 642.

Hoe zou het zandig Brabant nog behagen, mij, kind van spel op dijk, in stroom en wei? wat zou ik eenzaam staan op wilde hei, zong Is. P. de Vooys, toen hij het eerst dit land leerde kennen.

RUUSBROEC heeft tegen HEILWYCH BLOEMAERTS gepreekt en haar invloed bestreden. RUUSBROEC'S vurige bewonderaar, de kok JAN VAN LEEUWEN, spreekt van "een overheylich wijf die hiet hadewijch" en van hare "edel goddelike leringhe"; die "leringhe" is zichtbaar in JAN VAN LEEUWEN'S geschrift: die rolie der woedegher minnen. Zie daarover het artikel van Dr. C.G.N. DE VOOYS in: De XXe eeuw, IX, 181.

Zoo schrijft De Vooys in zijn artikel "Een principiële opmerking bij het etymologiseeren van spreekwoorden en spreekwoordelike uitdrukkingen" in De Nieuwe Taalgids, bl. 178 vlg., waar hij deze geheele materie zoo voortreffelijk behandelt: "Voor een heet vuur staan zal waarschijnlik eerst een soldaten- of matrozenuitdrukking geweest zijn, maar het "hete vuur" kan nu heel goed het beeld van een bakker, een glasblazer of een kok suggereren.

Inderdaad waren de Middeleeuwen het bloeitijdperk der legende, en de Middeleeuwsche legenden, met name de Marialegenden, liggen in voortreffelijke verzamelingen en besprekingen vóor ons. Ik noem hier slechts de namen van De Vooys allereerst, en verder van Alberdingk Thijm, Kronenburg, Kruitwagen, Honigh, V. Vloten.

Vgl. daarover de Inleiding op: Meister Eckhart und seine jünger.... herausgeg. von FRANZ IOSTES. Freiburg. 1895. Vgl. over dit alles: PREGER a.w. II, 309 vlgg. JOSTES a.w. Einl., XIV. DE VOOYS, Mnl. Leg. p. 325. Ned. Archief voor Kerkgesch., N. Serie, III, 54. Over TAULER vgl. PREGER a.w. III, 90 vlgg.

Voorts: Visio Tnugdali.... A. WAGNER, Erlangen, 1882. Met het oog op de verklaring van den Nederl. bewerker komt mij dat niet waarschijnlijk voor. Eene uitvoerige en goede karakteristiek van Tondalus Visioen, uit een algemeen oogpunt beschouwd, gaf J. KOOPMANS in het Tweem. Tijdschrift van 1901. Rumbeeksche Avondstonden, p. 16 vlgg. Het eene mirakel is gedagteekend: 28 Sept. 1399. DE VOOYS, Mnl.

Ik bedoel hier niet de historische waardeering, die het profane en geestelijke lied ruimschoots gewerd door den voortreffelijken arbeid van Kalff, Moll, Acquoy, De Vooys, Knuttel en anderen. Ook kunnen wij niet ontkennen, dat het Hoffmann von Fallersleben is, dus een Duitscher, die hier te lande de belangstelling in onze eigen vaderlandsche liederen heeft gaande gemaakt.

De Vooys verhaalt in zijn Middelnederlandsche Legenden en Exempelen, bl. 95, van een ridder, die in een klooster ging en daar slechts het Ave Maria kon leeren. Uit zijn graf "wies een scoen lelye...ende op elke blat van der lelyen stond ghescreven "Ave Maria" in gulden letteren."